Al een jaar woon ik nu in Utrecht Leidsche Rijn, de grootste Vinex-wijk van Nederland. Wat dóe je daar in godsnaam op je 24e, zul je wellicht zeggen. Dat vereist wat context, want vorig jaar rond deze tijd waren heel veel dingen anders.
Ik werkte in Amsterdam, op de media-redactie van de Volkskrant.
Doordeweeks woonde ik tijdelijk in een studiootje in de Jordaan, ’s weekends pakte ik mijn koffer en treinde naar Nijmegen.
Mijn lief was op uitwisseling in Frankrijk en zou eind maart na een half jaar terugkeren (is dit echt nog maar een jaar geleden??)
Samen hadden we nog zijn studentenstudio-met-loft van 33 vierkante meter, waar ik dus in het weekend vaak was.
Hij studeerde nog, had een masterscriptie te schrijven.
Ik had al vier jaar amper een kilometer hardgelopen.
In die tijd zat ik na mijn lange werkdagen vrijwel elke avond op huizenverhuursites. Koortsachtig, soms wanhopig zocht ik naar woonruimte: in Amsterdam, in Haarlem, in Utrecht en zelfs in Almere. Voor ons samen, soms in een opwelling toch ook weer alleen voor mezelf. Het was vreselijk moeilijk plannen, want m’n freelancecontract bij de krant liep tot eind maart en daarna lag er nog geen plan. En wat wilden we nou eigenlijk zélf?
En toen was er ineens de Funda-advertentie van dat mooie appartement in Terwijde. Te koop, weliswaar, maar daardoor tijdelijk te huur. Een telefoontje, een mail, een bezichtiging – en een paar weken later (T. was nog maar twee dagen terug in Nederland) kregen we de sleutel.
Als de dag van gisteren herinner ik me dat moment. Het regende toen we in mijn turquoise Simca Horizon uit ’78 op de verder lege parkeerplaats stonden. Dolgelukkig maakten we een paar duizend euro over (huur, borg, inboedel), waren blut, vierden dat met een klein flesje champagne.
Twee dagen later ging ik hardlopen. En nu, een jaar later, zijn we yuppen, DINKies (Double Income, No Kids) met elk zo onze eigen quarter life crisis, maar gelukkig ook met een héle fijne plek om thuis te komen – bij elkaar en in dit huis.
Ja, ik houd enorm van ons huisje. Deze 68 vierkante meter, de rode hoekbank, de heerlijke keuken met vaatwasser, inductiekookplaat en de planken waar al mijn potten met rijst-pasta-suiker-linzen-enzovoorts op staan. De chille badkamer, het ruime gevoel dat een nieuwbouwwoning geeft. Het Máximapark waar we op uitkijken, de spoorweg waar elke tien minuten een trein langs komt (die we amper horen, gelukkig).
Maar niet: de zilvervisjes die nog steeds door de kieren kruipen. Sommige zijn gigantisch. (Blijkbaar is dit een ding van nieuwbouwwoningen.) En ook niet: altijd minstens een half uur fietsen door de open velden, vaak met harde wind en almaar rechtdoor, voor je eens in de bewoonde wereld (lees: Utrecht) bent.
Nu zijn ze onlangs hier tegenover met bouwen begonnen. Tja, dat krijg je in een Vinex-wijk. Wat een half jaar geleden nog een groen veld met wuivend lang gras was, is nu een stuk grond vol stenen, beton en dagelijkse herrie. Afschuwelijk hard gaat het, niet alleen in decibellen. In januari werd de eerste paal in de grond geslagen en nu is de begane etage bijna klaar en staan de steigers gereed om de hoogte in te gaan.
In gedachten zeg ik mijn open uitzicht, en de zon in de woonkamer, vast gedag. Straks kan ik niet eens de treinen meer zien langsrijden – een ritme waar ik inmiddels best aan gewend ben geraakt. Straks kijken we tegen een muur aan.
En eerlijk is eerlijk: na een jaar rust en stilte om me heen (het bouwlawaai daargelaten) verlang ik steeds vaker naar wat reuring. Gewoon ’s avonds even de stad in kunnen lopen, een kop thee drinken in een leuk café. Makkelijk(er) de fiets op stappen om nog even langs een vriendin te gaan. Yogales volgen – daar twee keer negen kilometer voor fietsen vind ik gewoon te ver.
Misschien zeur ik. Is het gewoon de quarter life crisis die weer opspeelt – want is het ooit ergens perféct? If you’re not happy here and now, you’ll never be.
Toch: soms is het tijd om de boel wat op te schudden. En als het leven uitzichtloos voelt, moet je wellicht gewoon dat uitzicht veranderen.
Geef een reactie