Treintjes

B en ik vinden elkaar op veel fronten, maar spelletjes is een van onze favoriete dingen om te doen. Bordspellen, welteverstaan. Op vakantie gaat steevast een grote Albert Heijn-tas vol vrolijk gekleurde dozen mee en doordeweeks gebeurt het regelmatig dat we na het eten hoopvol op de klok kijken: één potje, halen we dat nog?

Momenteel zijn we verslingerd aan Ticket To Ride. Daarmee moet je treinroutes bouwen op een negentiende-eeuwse landkaart van Europa, al heb ik ook een uitbreiding waarmee je Azië verkent.

Het grappige van Ticket to Ride is dat het nogal uitmaakt met hoeveel mensen je aan tafel zit. Speel je met z’n vieren, dan is het een boeiend doch zenuwslopend spel waarbij je steeds zit te hopen dat anderen niet bouwen op door jou uitgestippelde routes. Niet om elkaar bewust dwars te zitten – het spel is zo ontworpen dat je daarmee vooral jezelf benadeelt – maar omdat je nu eenmaal soms dezelfde doelen hebt. Net als bij Risk, zeg maar.

Maar hoewel ik behoorlijk competitieve neigingen heb, geeft Ticket to Ride spelen me altijd het gevoel dat ik lekker bezig ben. Dit in tegenstelling tot bij Monopoly of Kolonisten van Catan, waar na een aantal rondes pijnlijk duidelijk wordt wie de grootkapitalist wordt en wie als loser achterblijft. (Laten we eerlijk zijn, als je tegen het eind van het spel nog steeds maar drie dorpjes hebt en niemand interesse heeft in jouw graanovervloed, is het potje vet saai.)

Ticket to Ride is wat dat betreft een stuk milder. Aan het eind van het spel zijn de treinkleuren van alle spelers vrijwel gelijk op het bord vertegenwoordigd. Blokkeert iemand jouw uitgestippelde route naar Kopenhagen, dan graaf je gewoon een tunnel via Stockholm en Sint Petersburg. Of voltooi je je spoor van Madrid naar Parijs met een omweg langs Dieppe en Lissabon. Na afloop tel je de punten en hoewel het leuk is om te winnen, is het resultaat van je lange spoorlijn dwars over het continent minstens zo bevredigend, ook als je net een paar treintjes tekort komt.

Kortom: Risk zónder ruzie.

En wij spelen dus meestal met z’n tweeën. Dan speelt dat probleem van overbevolking op het bord een stuk minder en bonkt je hart ook niet zo in je keel, terwijl het spel minstens zo leuk blijft. Op wintersport ontdekten we dat Ticket to Ride zelfs het ideale spel is na een dag op de piste. Rozig en moe ben je nog capabel genoeg om, in de woorden van B, lekker treintjes te bouwen. Hetzelfde geldt overigens na een lange werkdag. Creatief-strategisch denkwerk in een potje Codenames of Orléans is dan te veel gevraagd, maar ik wil bést nog een route leggen van Vladivostok naar Samarkand.

Dus inderdaad, dat is nu de favoriete hobby van deze grootstedelijke millennials.
Treintjes bouwen.


Geplaatst

in

door

Tags:

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.