Om de schrijver in me te voeden, heb ik ruimte nodig. Als ik erover nadenk, is dat altijd zo geweest: in mijn studententijd schreef ik blogjes vaak in een verloren uurtje tussen colleges door, of op een brakke zondag waarop verder niets hoefde.
Open tijd. Het is cruciaal, want creativiteit laat zich niet in een mal dwingen. Tijd rekken helpt de schrijfspier soepel te houden. Yoga trouwens ook, want een uurtje op de mat trekt me terug in m’n lijf. Precies om die reden zijn ook ochtend-ommetjes belangrijk. Het lijkt een vrij oppervlakkige routine maar terwijl ik loop, gebeurt in mij van alles. De mijmermotor zet zich in beweging – en die zwengelt het schrijven aan.
Misschien is het ook om deze reden belangrijk dat ik verhuisd ben naar een dorp. Alles is hier opener, rustiger. Er is minder afleiding en ook létterlijk meer ruimte. In huis (deze woning is 40 procent groter dan de vorige) en eromheen. Ik kijk uit op m’n eigen tuin, die nog een tegelpleintje is maar vooruit, dat komt allemaal wel.
Sinds gisteren wonen we hier echt. Onwennig voelt het nog – het huis zo groot en nog overal dozen – maar ik voel dat dit een goed plan was, zelfs al zijn B en ik vandaag allebei vermoeide bolletjes. Ik wil hier koken, boeken lezen, dansen door de kamer, sudoku’s maken, in de zon zitten, pianospelen, schaterlachen, liefhebben, proosten met goede wijn, maar om te beginnen gewoon een beetje zijn.
En schrijven. Maar dat komt op hetzelfde neer.
Geef een reactie