Nog maar een kleine vier weken en dan is het alweer zover: de Marikenloop. Voor de tweede keer sta ik aan de start van dit Nijmeegse evenement, op zondag 22 mei. (Je kunt je nog inschrijven!)
Eigenlijk best gek: in de vijf jaar dat ik in de Keizerstad woonde, nam ik nooit deel. Conditie niet goed genoeg, blessures, er was altijd wel wat. Maar ik was nog geen maand verhuisd naar Utrecht, of ik reisde speciaal terug voor mijn allereerste hardloopwedstrijd.
Helaas schreef ik er geen verslag van (note to self: altijd een verslag schrijven van je hardloopwedstrijden, is leuk om terug te lezen) maar ik weet nog heel goed hoe het ging.
Dit jaar doe ik weer mee.
En anders dan vorig jaar – ‘uitlopen, als ik geluk heb binnen een half uur’ – heb ik ditmaal een duidelijk doel voor ogen: 5 kilometer afleggen in minder dan 26 minuten.
Vorig jaar liep ik 27:02 min, veel beter dan ik toen had durven dromen. Sindsdien liep ik een paar keer sneller: bij de 5KM Jeroen Boschloop in juni finishte ik in 26:20 (al was ik toen wel he-le-maal stuk) en in augustus liep ik op een zonnige middag zowaar 25:58 min.
Daar wil ik nu dus onder komen. Spannend, want sinds september heb ik vooral getraind op afstand – en dat gaat onherroepelijk ten koste van snelheid, tenminste als je blessures wilt voorkomen. Sowieso krijg ik sneller last van m’n schenen en knieën als ik sneller ga lopen. Logisch ook, aldus de sportfysio, want als je hartslag te hoog komt, verzuur je en bij te veel verzuring kan je lichaam de afvalstoffen niet kwijtraken. Gevolg: pijn.
Het devies is dus niet te snel lopen. Een rustige 5 kilometer loop ik nu in ongeveer 29 minuten.
Maar hoe sleep ik dan ooit dat PR binnen?
Intervaltrainingen, zeggen de experts, afgewisseld met niet-te-snelle trainingen in de juiste hartslagzone. Vaker trainen, niet per se telkens sneller willen. Het vergt wat geduld, maar dat lijkt inderdaad te werken. Ik ben nu een week of drie wat serieuzer aan het trainen en toen ik gisteren een snelheidsmeting deed – ofwel, alles geven en helemaal stuk gaan – bleek er inderdaad vooruitgang te zijn: 5:00 km in 26:14 min!
Nog vier weken te gaan. Plan is nu om elke week vier keer te lopen (‘normaal’/gemiddeld voor mij is twee keer per week), namelijk:
- een semi-rustige vijf kilometer, binnen 30 minuten
- een ’trappentraining’: ik ren naar station Utrecht Terwijde, op precies 1 kilometer van mijn huis. Daar ren ik 10 keer de trappen op en af. Even strekken, en rustig terug.
- een rustige, lange(re) duurloop van 8-15 kilometer
- een intervaltraining, waarbij lengte & duur afhankelijk zijn van waar ik zin in heb en hoe mijn benen zich gedragen. Ik houd geen strak schema aan maar doe het een beetje speels, a la fartlek training
Verder ben ik heus niet zo streng als nu lijkt hoor. Vorige week liep ik per ongeluk 20 kilometer, waarop mijn benen een wat langere hersteltijd nodig hadden. En omdat ik zeker drie keer op en neer naar de stad fietste (= 7-9 kilometer enkele reis), vond ik twee keer hardlopen ook prima. Met andere woorden: dit is een wet, geen richtlijn.
Maar goed, om m’n doel te bereiken is er nog wel werk aan de winkel. Ik heb er zin in; het fijne van trainen op korte afstanden is dat het niet zo veel tijd kost. Binnen 20 minuten tot een half uur sta ik vaak weer binnen –geen tijd is dus eigenlijk geen excuus meer.
OK, let’s go.
Wie zie ik nog meer aan de start op 22 mei?
Geef een reactie