Voordat een rups in een vlinder verandert, zit het beestje eerst een tijd in een cocon. In die cocon is de rups geen rups meer. Het is ook nog geen vlinder. Bijna alle delen van de rups breken af, om daarna een volledig nieuw dier te bouwen.
In de cocon zit rupsenmoes.*
Ongeveer zo voel ik me de laatste tijd. Ik zit in een cocon en ik voel me rupsenmoes. Er gebeurt veel, soms overspoelt het me nog. Bij vlagen weet ik het even niet. Tegelijkertijd is er een onderstroom van bouwen. Ik ben ergens naar op weg. Nieuwe fundamenten aan het leggen. Ik voel vertrouwen. Ik dóé. Ik ben.
Een transformatieve storm is het, hier in m’n cocon. Dat gaat nu eenmaal gepaard met gerommel. De oude bekende snelweg is immers nogal, tja, snel – en veilig. Ik weet wat ik kan verwachten als ik A doe. If you do what you did, you get what you got. En hoewel A me het een en ander oplevert (anders had ik deze patronen natuurlijk nooit ontwikkeld), kóst het ook veel.
Dus wat gebeurt er als ik B kies?
We gaan het zien. Voor nu voel ik sterk de behoefte om nog een beetje in deze cocon te blijven. Tijd is er nodig, ik ben nog niet klaar, en ik mág de tijd nemen om alles uit te zoeken (terwijl het leven intussen ook gewoon doorgaat en daarin natuurlijk niet alles om mij draait, gelukkig niet zeg).
Dus ik schrijf – alleen voor mezelf, dagelijks, voor het eerst in jaren. Dus ik adem diep in en uit. Dus ik dans de spanning van me af in plaats van haar weg te werken. En zo nog wat dingen.
Op een dag kan ik vliegen.
*Woord geleend van Margo.
Geef een reactie