Dat blogje over m’n smartphone was pas het topje van de ijsberg, zo veel heb ik erover te vertellen. Wat een realisaties, wat een… wakker worden. Ja, zo voelt het: alsof ik wakker word. De gedachtes buitelen over elkaar heen.
Een poging ze te ordenen:
Ik zat deze week in de trein naar mijn werk en merkte de impuls om mijn telefoon te pakken. En toen dacht ik: nee, ik doe het niet. Want weet je, die momenten in de trein zijn een van de weinige momenten van de dag dat ik ‘alleen’ ben. Dat er sociaal niets van mij wordt verwacht. Ik heb al jaren chronisch het gevoel dat ik te weinig toekom aan tijd voor mezelf. Maar door die smartphone te pakken op de momenten dat ik alleen ben (en met ‘smartphone pakken’ bedoel ik: appjes lezen, mensen appen, op sociale media zitten), beroof ik mijzelf in feite van die spaarzame minuten.
Telkens als ik mijn smartphone pak, laat ik de hele wereld letterlijk op 30 centimeter afstand van mijn hoofd komen. Da’s best dichtbij, en daarmee laat ik behoorlijk weinig ruimte over voor mezelf. Terwijl ik nu juist aan het leren ben om méér ruimte voor Suus te maken, meer ruimte te durven innemen.
Bovendien berooft die smartphone me, ik zei het al eerder, van mijn creativiteit. Nieuwe ideeën ontstaan in de leegte, je hebt er ruimte voor nodig. Mijmertijd, lucht in je hoofd. Hoe kan die ruimte er zijn, als ik letterlijk élke vrije minuut van de dag volprop met smartphonetijd? Ik bedoel, zelfs als ik in gesprek met iemand ben en diegene gaat even naar het toilet, check(te) ik mijn phone. En zelfs als ik zélf op de wc zat, ging mijn telefoon mee.
Het voelt zo, zo ontzettend zonde. Niet omdat ik streef naar zo véél mogelijk creativiteit, of omdat ik dat van mezelf wil eisen. Maar gewoon, omdat ik benieuwd ben naar wat er allemaal zou kunnen ontstaan, als ik die ruimte toelaat.
Sterker nog, ik merkte het al in die tweede telefoonvrije vakantieweek. Het voelde alsof de wind door m’n hoofd waaide. Heel subtiel was het, maar er kwamen allerlei nieuwe ideeën in me op, vaak kleine dingen. En nu ik ruim drie weken verder ben, merk ik vooral dat de dag veel meer een eenheid lijkt. Alsof de momenten niet meer zo gefragmenteerd zijn, nu ik niet meer steeds tussendoor ‘uit-tune’. Ik lijk gebeurtenissen ook beter te onthouden (maar dat kan natuurlijk placebo zijn).
En dan is er dus het punt van sociaal contact. Want ja, als je niet meer (of in elk geval: minder) op WhatsApp zit, verandert er best wat, althans voor mij. Ik wil real life-contact voorop gaan stellen, aangevuld met hier en daar een e-mail misschien. Dat betekent dat ik veel mensen minder ga spreken, maar ook – en dat merk ik nu al – dat ik veel minder sterk een chronisch knagend schuldgevoel heb over de mensen die ik (volgens mijn eigen eisende kant) “niet genoeg spreek”.
Met je smartphone is immers iedereen maar een appje verwijderd. En appen kan altijd. Dus als je niet appt, of “laat” terug-appt, wat zegt dat dan over je vriendschap? Overigens klinkt dat me sowieso steeds bizarder in de oren: dat er zo’n mores is rondom het reageren op berichten, dat langer dan een dag niets laten horen soms al reden is om je zorgen te maken. Want ja, je kon toch tenminste even kort iets terugsturen?
Man, wat eisen en verwachten we de hele tijd veel van elkaar.
(En van onszelf.)
Punt is dat WhatsApp in mijn geval zó vervlochten is met mijn leven, dat ik m’n omgeving inderdaad uitleg verschuldigd ben nu ik er minder goed bereikbaar ben. Zelfs B was afgelopen week toch wat chagrijnig, toen ik mijn telefoon weer eens had uitstaan en hij me dus niet goed kon bereiken, en hij vond het ook wat ongezellig toen ik een paar avonden achter elkaar geen welterusten-appje had gestuurd. Begrijpelijk (en vooral een reden om snel samen te gaan wonen ;-)) maar ja, tegen hem én anderen moet ik toch zeggen: wen er maar aan.
O ja, en dan sociale media. Eén van die goede ideeën die ik op vakantie had, was dat ik plots bedacht: als ik écht niet meer op social wil, kan ik wel zelf mijn account deactiveren, maar dat deed ik al zo vaak en de ervaring leert dat ik er in een zwak moment ook zo weer terug ben. Dus waarom niet zorgen dat ik er gewoon echt niet meer bij kan? Voordat ik me kon bedenken, vroeg ik B of hij na thuiskomst mijn wachtwoorden wilde veranderen. Dat wilde hij wel (en nadat-ie verbaasd zei: ‘weet je het zeker?’, kreeg ik een BOKS omdat-ie het zo stoer vond).
Facebook, Twitter en Instagram, het was een leuke tijd, maar nu is het tijd voor een nieuwe tijd.
Tot slot: ik ben weer aan het mediteren geslagen, en dat is geen toeval. Meditatie blijkt een súpergoede manier om dit afkicken kracht bij te zetten. Ook dat ‘zitten’ brengt me immers bij mezelf. Het herinnert me eraan welke kant ik op wil, het brengt de rust terug als ik onrustig ben (en naar m’n telefoon wil grijpen). Al drie weken mediteer ik vrijwel dagelijks, en ik kan me niet herinneren wanneer dat voor het laatst zo was.
Stiekem ben ik nog een beetje bang dat het allemaal een bevlieging blijkt. Dat ik over twee maanden weer net zo vastgeplakt zit aan m’n telefoonscherm als de afgelopen jaren. Maar o, ik hoop dat dit zo blijft, ik hoop het zo.
Want het is goed zo, en ik hoef niet meer anders.
Geef een reactie