Ineens sijpelt er weer een shitload aan oordelende, zelfkritische gedachten en twijfels m’n zijn binnen.
Gaat het wel lukken om dit essay te schrijven – had ik het interview niet nog beter moeten voorbereiden?
Was die ene opdrachtgever wel tevreden, of heb ik het stiekem verknald?
En nu ik erover nadenk, van die andere klant heb ik ook al een tijdje niets gehoord…
Stelde ik me tijdens intervisie te kwetsbaar op, had ik een ander, algemener onderwerp moeten kiezen?
Laat ik het gesprek te vaak over mijzelf gaan?
Vond de gastouder het gek dat ik in m’n yogabroek en met een slordige knot op m’n hoofd kleine M kwam afleveren?
Kan ik er wel écht vertrouwen op dat ik ook in 2025 genoeg (en: leuk) werk krijg?
Vinden X, Y en Z me nog aardig?
Is het wel interessant wat ik hier schrijf of kan ik beter gewoon m’n klep houden?
Kan ik het niet beter allemaal anders doen?
Nee. Stop.
Plots realiseerde ik me iets: waar zit ik ergens?
Aha, dag 21. Dat verklaart een boel.
Hierbij open ik het tegenoffensief: komende week staat in het teken van extra zachtheid en zelfzorg.
PS. Dat je brein een bepaalde gedachte produceert, wil nog niet zeggen dat die wáár is. Laat. Maar. Los.
Geef een reactie