Hoe het nu soms voelt: alsof ik mijn hele leven al aan het rennen was, weg van een soort monster dat – zo was mijn onbewuste overtuiging – Echt Heel Eng was. Ik had niet perse heel erg door, hoor, dat het dat monster was waarvan ik wegrende. Maar rennen deed ik. Druk druk druk, altijd meer willen, m’n agenda continu volplannen, veel vrienden, nog meer werken, allemaal feestjes en contacten en gezelligheid en avondjes en wijn en hardlopen en vol, meer, yes, leven, nog een festivalletje hier en een vakantietje daar en wauw, wat heb ik het toch leuk allemaal.
Maar stilstaan kon ik niet.
Nee: durfde ik niet – of nauwelijks.
Tot ik op een dag een glimp opving van het monster, toen ik toevallig even over m’n schouder keek.
Hee, besefte ik, er zit een monster achter me. Ik liep door, maar er veranderde al iets: ik wist nu dat ik op de vlucht was.
Even later besloot ik te stoppen. Stoppen, en me om te draaien. Het monster aan te kijken.
Hallo, verdriet. Dus daar ben je.
Verdriet raasde even, kwam er een beetje uit, kwam toen tot rust, want: ze werd eindelijk gezien.
Nog even later trok ze zelf aan mijn jasje.
Weer besloot ik me om te draaien, even te stoppen waarmee ik bezig was. Ik nam mijn verdriet – dat grote enge monster waar ik jaren onbewust zo bang voor was – op schoot. Kom maar even hier, verdrietjes, zei ik.
En verdriet raasde weer en ditmaal heftiger, ja soms leek ze me zelfs even te overspoelen. O god, dacht ik, wat heb ik nu weer in huis gehaald?
Maar verdriet bleef niet de hele tijd zo heftig. En na verloop van tijd leerde ik dat ook de heftigheid weer overgaat. Dat het soms even stormt in mij, en dat ik dan best even ruimte kan maken om die storm te laten woeden. Dat het daarna wel weer kalmeert en de wereld lichter, opgeruimder achterblijft.
Langzaam nestelt Verdriet zich nu een plekje in mij. Geen grote massieve brok meer die in de weg ligt, geen wegversperring waar ik het liefst met een wijde boog omheen ga, maar gewoon, een beetje verweven met sommige delen van het leven.
En weet je?
Al voel ik het nog niet altijd, met mijn hart weet ik: eigenlijk maakt Verdriet mij juist een beetje vollediger, een hoop wijzer en vooral: een stuk rustiger.
Ik hoef niet meer te rennen. Ik kan gewoon even gaan zitten, doorademen en voelen wat er is.
Geef een reactie