Laat ik beginnen met goed nieuws: B en ik hebben het oud papier weggebracht. Dat wil zeggen: we zijn buiten geweest! En mán, wat was dat lekker, die frisse lentelucht. Zelfs al liepen we alleen maar naar de containers om de hoek, ik genoot met volle teugen. Zo te voelen ruikt het ook naar voorjaar, maar ik ruik nog niets (schijnt ook een symptoom van corona te zijn, ik ben al weken mijn reukvaardigheid kwijt, echt vet saai).
Ook de realisatie: in de tijd dat ik binnen zat, is het lente geworden. De laatste keer dat ik buiten was, had ik m’n handschoenen en winterjas aan – nu zitten de bomen barstensvol bloesem.
Een beetje onwerkelijk was het ook, om na 18 dagen (!) weer gewoon de voordeur open te doen en de straat op te stappen. Het was druk in de wijk, vond ik, al wist ik niet zeker of dat was doordat iedereen nu thuiszit of doordat ik zelf zo weinig mensen heb gezien de laatste tijd. Ik vermoed een beetje van beide.
Goed, ‘naar buiten mogen’ betekent dat we klachtenvrij zijn en dat is ook min of meer zo. B hoest nog af en toe – maar vandaag nauwelijks meer – en ik was tot vanmorgen verkouden, maar kan de laatste uren weer gewoon ademen door mijn neus. Officieel moeten we 24 uur klachtenvrij zijn voor we onder de mensen mogen komen, dus we wachten voor de zekerheid nog maar een paar dagen met boodschappen doen.
Tegenwicht bieden
Dan wat meer over de afgelopen weken. Dit blogje wil ik al een aantal dagen schrijven. Omdat ik wil onthouden hoe deze tijd was, en ook omdat ik zelf dagelijks in de Volkskrant en op NOS.nl heftige verhalen lees over het coronavirus. Die verhalen zijn allemaal waar en het is goed dat ze gedeeld worden – voor de duidelijkheid, het is echt belangrijk dat mensen ervan doordrongen raken hoe ernstig dit virus kan zijn.
Tegelijkertijd wil ik tegenwicht bieden. Niet iedereen wordt ernstig ziek, en gelukkig maar. Natuurlijk lees je ook dat wel terug – ‘het merendeel van de patiënten heeft milde klachten’ – maar volgens de wetten van medialogica (het uitzonderlijke is nieuws) is voor die verhalen nu even minder ruimte, tussen alle heftige berichten over volle ziekenhuizen, ic’s met honderden mensen aan de beademing en tientallen doden per dag (vandaag zelfs 112, oef).
Dus hoe was het in mijn (en B’s) geval om covid-19 te hebben? Ze zeggen wel: ‘het is gewoon griep’. Dat was aan de ene kant zo, vond ik, en aan de andere kant ook helemaal niet.
Buikpijn
Bij mij begon het een beetje gek. Zondag 8 maart werd ik wakker met stekende buikpijn rechtsonder. Die trok niet weg, zodat ik de hele dag besteedde onder een dekentje op de bank. Omdat de pijn de volgende ochtend nog niet weg was belde ik de huisarts, want rechtsonder zit je blindedarm. Een paar uur later zat ik in de praktijk en omdat ze het toch niet helemaal vertrouwde stuurde ze me door naar de spoedeisende hulp.
Goed, lang verhaal kort: onderzoek daar wees niets zorgwekkends uit – gelukkig! – dus lieve S (die mee was gegaan naar het ziekenhuis) bracht me naar huis. Ik was afgepeigerd van alle spanning (en had nog steeds buikpijn) dus kroop onder de wol.
De volgende ochtend werd ik wakker met een grieperig gevoel. ‘Vast nog de nasleep van gisteren’, concludeerde ik, en bleef in bed. Een dag later (woensdag inmiddels) was ik weer helemaal fit, alleen ik hoestte nog een beetje.
Spitsuur
Let wel: op dat moment waren er in Nederland nog geen verregaande coronamaatregelen. Ook in het ziekenhuis schudden de artsen en verpleegkundigen me gewoon de hand. Het was twee dagen nadat Rutte min of meer had gezegd dat het allemaal wel meeviel, en verder was Nederland gewoon nog een plek met bomvolle treinen en spitsuur-supermarkten. Als je thuisbleef met een klein kuchje was je toch een beetje een aansteller.
Gelukkig (achteraf gezien!) had Einder al wél een coronabeleid, namelijk: ‘als je hoest, verkouden bent of koorts hebt, blijf je thuis’. Dus na overleg besloot ik toch m’n afspraken te cancellen en thuis te werken. Diezelfde avond ging ik gewoon naar m’n wijncursus, want ik hoestte ook niet meer en voelde me top.
O ja: B, die huisarts-in-opleiding is, zat inmiddels ook thuis, zijn congresdag op woensdag was gecanceld (ze waren al wel op het punt dat ze geen 100 artsen in één ruimte wilden hebben ;-)) en hij, die al sinds zondag wat hoestte, ging zich in de loop van de dag echt grieperig voelen. Spierpijn, hoofdpijn, keelpijn, moe en wat verhoging.
Die nacht hoestte ik af en toe wat, B wat meer. Donderdag werd ik wakker met een beetje keelpijn. Toch nog maar een dagje thuiswerken dus, dacht ik. In de loop van de dag ging ik me wat sloom en groggy voelen, misschien had ik ook spierpijn. O ja, en verhoging (37,7 graden of zo).
Die donderdag hield Rutte zijn persconferentie waar de eerste ‘serieuze’ maatregelen voor Nederland werden aangekondigd. Horeca ging dicht, iedereen moest thuiswerken en verder ook zo veel mogelijk binnen blijven, behalve mensen in vitale beroepen. Thank god, dacht ik, ik had al dagen het gevoel dat Nederland het allemaal wat te losjes aanpakte.
De test
Vrijdag voelden we ons allebei slechter. Inmiddels deden we wedstrijdjes “wie heeft de meeste verhoging” (B won, die ging inmiddels over de 38 graden) en verder lagen we vooral onder een dekentje op de bank grieperig te zijn. Zeer lijf, keel- en oorpijn, hoesten, moe en sloom. Net genoeg focus om een makkelijke film te kijken, te weinig om een eenvoudig spelletje te doen.
B begon zich af te vragen: moet ik misschien de GGD bellen of ze me willen testen?
Zaterdagochtend belde hij en de GGD zei: nou, dat willen we inderdaad wel. Ze zijn natuurlijk zuinig met tests, maar in zijn geval was de redenatie: als je het níet hebt kun je snel weer aan het werk, en we hebben elke arts komende tijd hard nodig.
Later die dag kreeg hij plots meer koorts (39,2 graden), viel bijna flauw toen-ie aan tafel een kom soep probeerde te eten en ik merkte aan hem dat zelfs hij, nuchter als hij is, op dat moment een beetje schrok. Voor de zekerheid gaf hij me instructies over in welke gevallen ik de huisartsenpost zou moeten bellen en wanneer de spoedlijn. Gelukkig bleek zijn koorts de volgende ochtend wat gezakt.
Zondagochtend om half 10 stonden de twee GGD-mevrouwtjes op de stoep. Wij moesten een half uur van tevoren de voordeur open zetten om de hal te luchten, en ook een stoel plaatsen zodat ze daar hun spullen op kwijt konden. Eén van de twee medewerkers hebben we niet eens gezien, die bleef in de hal terwijl de ander – ‘ik ben hier zo snel mogelijk weer weg’ – in pak en met bril en mondkapje de woonkamer in kwam en neus- en keelswaps afnam bij B. Binnen 10 minuten waren ze weer vertrokken; alle kleding en spullen lieten ze achter in een plastic zak in de hal. ‘Binnen 48 uur uitslag.’
Contactonderzoek
De volgende ochtend al werd B gebeld: de test was positief. Daarop belde hij ruim een half uur met een GGD-medewerkster, waarmee hij zijn én mijn volledige agenda doorliep om na te gaan waar en met wie we allemaal geweest waren. Contactonderzoek, noemen ze dat. Ik was natuurlijk niet getest, maar omdat we al een week samen in één ruimte zaten én ik dezelfde klachten had, sprak het voor zich dat ik het virus ook had.
Ik vond die maandag verder geen fijne dag. Een groot deel van de tijd waren we bezig met ‘corona’ om a) de mensen die we nog hadden gezien op de hoogte brengen dat we corona hebben en zij dus voorzichtig moesten zijn, b) te bellen met onze enigszins bezorgde ouders en c) (vooral in mijn geval) rustig proberen te blijven.
Want hoewel de diagnose ‘covid-19’ geen verrassing was, gezien onze klachten, vond ik het ineens toch een gek (en beetje eng) idee dat dat virus waarvan 1 op de 5 mensen in het ziekenhuis belandt, nu in mijn lijf zat. Alle horrorverhalen die ik de weken ervoor had gelezen in de krant, spookten nu door mijn hoofd en maakten me een beetje paniekerig. En voelde ik daar niet toch ineens een druk op mijn borst, benauwdheid en pijn in mijn longen?
Dankzij de saturatiemeter van B (zo’n klemmetje dat je op je vinger zet en dat de hoeveelheid zuurstof in je bloed meet) leerde ik keer op keer dat er niets ernstigs aan de hand was, mijn waarden waren en bleven prima. Ik besloot in elk geval even geen nieuws meer te lezen.
Op en neer
De dagen daarna waren vooral… tja, ze waren gewoon. We zaten binnen en voelden ons gewoon niet echt herstellen. Sterker nog, het leek wel of ik elke dag minder fit wakker werd dan de dag ervoor. B ging steeds meer – ’s nachts schrok ik er af en toe wakker van en kon het dan even heel moeilijk relativeren – en we waren beide zó enorm moe en futloos, dat ken ik helemaal niet van griep.
Zonder grap: als we een maaltijd hadden gegeten, moesten we daar echt even van bijkomen. En nadat ik bijvoorbeeld de vaatwasser had uitgeruimd of een half uurtje met iemand had gebeld, was ik zo gesloopt dat ik meteen op de bank in slaap viel. Mijn mama stuurde ons een nieuwe legpuzzel cadeau. Nadat we daar een half uurtje aan hadden gezeten, voelde ik me slap en afgepeigerd – hoog tijd voor weer een dutje. ;-)
We sliepen dus veel, en in de wakkere uren waren we dankbaar dat we niet alleen zaten al die tijd. Verder las ik een hele stapel Harry Potter-boeken uit (lezen lukte gelukkig wel). Daarna begonnen we samen aan de films. Ook speelde ik Fable II op de X-box, dat ging wel, terwijl ik dus niet moest denken aan een bordspel.
O ja, en mijn huisarts belde nog, om beterschap te wensen (zo attent!) en me op het hart te drukken dat ik echt vooral moest bellen als ik dacht dat ik me slechter ging voelen. ‘Juist omdat je vriend in de zorg werkt’, zei ze erbij, ‘zorgprofessionals hebben de neiging vaak pas te laat te bellen. Dus ook als hij zegt dat het niet nodig is: als jij twijfelt, bel je.’ Achteraf dacht ze dat mijn buikpijnklachten misschien toch ook door het virus konden komen, ‘dat hoor ik de laatste dagen vaker’.
Schuldig
Mentaal vond ik het ook pittig. Ik voelde me bijvoorbeeld enorm schuldig naar de mensen toe die ik misschien besmet had. Het is toch een beetje alsof je bedpartners moet vertellen dat je een soa hebt opgelopen. Dat in m’n cursusgroep aanvankelijk vervelend werd gereageerd, hielp niet mee (achteraf denk ik dat dat vooral door de schrik kwam, later was iedereen overigens wel superlief!). En ik merkte dus af en toe een paniekreactie en neigingen tot hyperventilatie. Onhandig, want dan heb je juist het gevoel dat je geen lucht krijgt en dat vergroot weer de angst voor het virus.
Voor de duidelijkheid: fysiek voelde ik me niet vreselijk beroerd, maar ik was tegelijk ook niet in staat iets zinnigs te doen. En waar ik bij griep meestal 1-2 dagen ellendig ben en daarna nog een paar dagen wat uitziek, was dit een soort golf die langzaam opkwam en daarna dagenlang op-en-neer ging. Een stap vooruit, twee stappen terug, twee stappen vooruit, een stap terug.
Kortom: hardnekkig virusje. En dat blijft het, ook een kleine drie weken later nog. Gelukkig voel ik me grotendeels weer fit, ik kan weer de keuken opruimen zonder dat ik daarna wil slapen ;-), en zoals ik al schreef heb ik deze week weer wat werk opgepakt. Maar nadat dat woensdag probleemloos ging, was ik donderdag na twee uur achter mijn laptop alweer op. De rest van de dag heb ik uitgeteld op de bank gelegen.
Immuun
Poe, heel verhaal zo, hè? Ik moet zeggen dat ik bovenal héél opgelucht ben dat dit het ‘was’ – daar lijkt het althans sterk op; ik begreep dat mensen die in het ziekenhuis belanden meestal zieker worden ongeveer één week na de eerste klachten. Wij zitten nu op 2,5 dus ik maak me vrijwel geen zorgen meer.
Maar ja, jee, wat een tijd zo, hè. Voor ons allemaal dan, bedoel ik. Ik ben best benieuwd hoe de wereld eruitziet als ik straks weer naar een supermarkt ga. En hoe het dan is om anderen tegen te komen. Voordeel is dat B en ik nu in principe immuun zijn: we kunnen het virus voorlopig niet krijgen en ook geen anderen besmetten, al is daarover nog veel onduidelijk (hoe lang ben je bijvoorbeeld immuun?).
En hoewel de GGD er vanuit gaat dat je bij 24 uur klachtenvrij niet meer besmettelijk bent, neem ik liever het zekere voor het onzekere, en blijf ik komende tijd nog bij anderen uit de buurt (dat moet trouwens sowieso). Ook B merkte op dat hij tijdens het rondje naar de papiercontainer steeds zijn adem inhield en zich ongemakkelijk voelde als er mensen onze kant op kwamen, zelfs al waren die tien meter verderop.
Goed, nog even rustig aan dus en verder herstellen. Al denk ik inmiddels ook dat een dagelijkse wandeling mijn energieniveau goed gaat doen; van wekenlang alleen maar stilzitten wordt je conditie ook niet beter.
Na het weekend hoop ik in elk geval weer dat tripje naar de supermarkt te maken. Het fruit is bijna op, en de chocola trouwens ook. :-)
Geef een reactie