Het spiegeltje van de rugdrager is kwijt.
In het heupzakje hoort-ie te zitten: een klein spiegeltje, waarmee je je kindje kunt zien terwijl je hem of haar op je rug hebt. Leuk en handig, zeker wanneer je alleen met je kind wandelt.
En nu is het weg, een dag nadat we in het bos hebben gewandeld. Het zit niet meer in het heupvakje – was ik de laatste die het vast had, of B? – en ik heb geen idee wat ermee gebeurd is.
De hele dag al loop ik daar stevig van te balen. Ik heb er buikpijn van, het wringt, ik kan gewoonweg niet uitstaan dat-ie verdwenen is. (Niet in de auto, niet in een van onze jas- of broekzakken, niet in de luiertas, niet in een van de andere vakken van de rugdrager, niet op willekeurige plekken in de woonkamer en hal.)
Kan zo’n ding er gewoon uit vallen?
Om dit verhaal nog erger te maken: het is niet ons eigen spiegeltje. We leenden namelijk de rugdrager van vrienden, omdat andere vrienden weer die van óns mee hebben op vakantie.
Ik heb spullen geleend en moet die straks incompleet teruggeven. Ik faal.
En dat is waar het werkelijk wringt. Want hé, op zich kan ik rationeel heus bedenken dat er ergere dingen zijn dan zo’n spiegeltje. Het zijn maar spullen, het is vervangbaar, er is niemand dood. Sterker nog, wij hebben dezelfde rugdrager met ook zo’n spiegeltje, dus zij kunnen gewoon die van ons krijgen (die is nog nieuwer ook, met minder krassen) en dan regelen we zelf wat anders. Jammer, maar zo is het dan.
Dus waarom liet ik dit ene ding vandaag mijn hele dag overschaduwen? Waarom heb ik er nu, ’s avonds om tien uur, nog stééds buikpijn van?
B zag het vanmiddag al: “Dit gaat helemaal niet om dat spiegeltje.”
Ik ben vast degene die het heeft kwijtgemaakt. Want ik raak altijd alles kwijt, maak dingen stuk, ik ben niet betrouwbaar. Ik schiet tekort. Ik voel me zo schuldig. Ik ben een slordige, slechte vriendin. Ik heb geen grip op de wereld.
Ja, dat zijn de triggers. Zo werkt het, weet ik intussen: als er heftige emoties zijn die overspoelen, gaat het zelden om die kleine dagelijkse gebeurtenissen.
Het zijn de eerdere ervaringen, gedachten en oordelen die ze oproepen. Angst, pijn en verdriet uit het verleden, oude troep die nog ergens in een hoekje ligt te loeren tot het weer wordt aangeraakt.
Ik moet denken aan een zinnetje van zenmonnik Paul Loomans: emoties willen alleen maar gevoeld worden.
Ja zo is het – en juist dat is vaak verdomd moeilijk. Want veel liever dan dit vervelende, ongemakkelijke, wringende, schurende gevoel te ondergaan, wil ik het weg hebben.
Dus ik denk het weg met rationele gedachten (‘het is maar een spiegeltje’).
Dus ik duw het weg door iets anders te gaan doen.
Dus ik overstem het, door op andere manieren grip te krijgen (ik heb Osprey al gemaild met de vraag of we zo’n nieuw spiegeltje los kunnen bestellen).
Dus ik wil het dempen, door koekjes te eten, op mijn telefoon te scrollen, een glas wijn te pakken (allemaal niet gedaan trouwens).
Dus ik probeer álles, bewust en onbewust – hoger in m’n ademhaling gaan zitten is misschien ook een vorm van vermijden! – om maar niet
te
hoeven
zitten
met
het
gevoel.
Aan het eind van de middag maken B en ik een ommetje door het dorp. Officieel om kleine M even uit te laten, maar eigenlijk moet ik net zo goed uitgelaten worden.
We lopen langs de snackbar. ‘Misschien wil ik wel friet vanavond’, zeg ik. ‘Maar hoe weet ik nou of ik dat wil omdat ik aan het vermijden ben, of dat het een vorm is van mild zijn – zo van: fuck it, ik heb een baaldag, laat ik er dan maar wat leuks van maken?’
Want het kan ook juist superstreng zijn om in zo’n situatie óók nog allemaal eisen te stellen. Je mag dan toch zacht zijn voor jezelf?
B keek me aan. ‘Het zit misschien niet in het wel of niet friet eten’, zei hij bedachtzaam.
Wat hij bedoelde: soms heb je gewoon een baaldag, en helpt het om dat te omarmen. Ga dan lekker friet eten en geniet ervan. Maar voel wel even of dat wérkelijk is wat je op zo’n moment verder helpt.
Is dat zo? Top. Maar soms is zelfzorg ook: jezelf die schop onder je kont geven en toch maar een gezonde maaltijd maken. Of even sporten, omdat je wéét dat je daarna meer in je lijf zit en je beter voelt.
We liepen nog een stukje verder. Ik ademde een paar keer diep in en uit, zuchtte nog eens, voelde mijn voeten en keek naar de hemelblauwe ogen van mijn dochter in de wandelwagen.
‘Ik geloof niet dat ik echt friet wil’, zei ik toen. ‘Maar als ik thuis ben, ga ik wel even flink schudden en alles losdansen.’
En warempel, na een nummertje Shake It Off en nog een KITTY KITTY ging het weer een beetje stromen. Ik deed ook een energie-paraplu (alles wat aan me kleefde maar NIET VAN MIJ was, als een parapluutje me af schudden en terugsturen naar de afzender) en dat luchtte op.
Het is nog niet weg, nee.
Hoeft ook niet. Komt wel.
Als ik het maar (ver)draag.*
*PS. Dit voelt extra belangrijk om te (leren) doen, nu ik een dochter heb. Want dat emoties vooral gevoeld willen worden, betekent ook dat emoties die geweigerd worden, overslaan naar iemand anders die ze wel kan voelen. En kinderen hebben de neiging zich op te offeren. De pijn van hun ouders weg te willen nemen. Dus als ik mijn pijn niet zelf leer dragen, zadel ik misschien mijn dochter ermee op. Maar dit is van mij. Ik kan het dragen – en hopelijk ook een beetje loslaten.
(Beeld: Pexels/Thiago Matos)
Geef een reactie