Op donderdag 5 maart 2020, vlak voor de eerste lockdown zou ingaan, was er een borrel bij Einder. Dat dat voorlopig de laatste keer zou zijn, daarvan hadden we trouwens nog geen flauw benul – maar dat terzijde. Eerst dronken we de kantoorkoelkast leeg, vervolgens rolden we de kroeg in.
Het was een klassieke Einderborrel: bier en wijn vloeiden rijkelijk, collega’s die op gewone dagen niet roken stonden ineens de halve avond buiten met een sigaret in hun hand, de tijd ging veel te hard, tegen negenen begonnen we tóch wel honger te krijgen en bestelden wat kaasplanken en nacho’s – een fatsoenlijke avondmaaltijd schiet er op zulke festijnen steevast bij in – en uiteindelijk bleven we met een klein cluppie tot laat in een hoekje van het café zitten.
Nog een rondje? Nou vooruit, nog ééntje dan.
Zelf voerde ik die avond gesprekken die me nog altijd bijblijven. Ik was zelfs zó in een conversatie verdiept dat ik de laatste trein naar Utrecht miste, waardoor ik uiteindelijk bij onze nieuwe collega bleef crashen.
De volgende ochtend nam ik in alle vroegte weer de trein naar huis. Daar kroop ik in bed met het overgebleven stuk spinaziequiche dat ik in de koelkast vond – perfect katervoer.
***
Fast forward, vijftien maanden min twee dagen later.
Het is donderdag 3 juni 2021. Officieel is de lockdown nog niet opgeheven, maar dat is over twee dagen al en de zomer is wél begonnen en zeg zelf, de cijfers zien er ontzettend rooskleurig uit. Zelfs uit de gelederen van het RIVM klinken positieve geluiden.
Het was dus wel weer zo’n tijd voor een borrel bij Einder.
Nét zo’n borrel? Nee, een beetje anders: in de tuin dit keer en (min of meer) op anderhalve meter afstand natuurlijk, maar toch voor het eerst weer als team bij elkaar zónder onzichtbare Teams-muur ertussen.
Jongens, wat lekker.
Zelf bleek ik ook een tikje veranderd. Vorig jaar waren de glazen rood niet aan te slepen – die katerquiche was natuurlijk niet voor niets nodig. Vandaag zat ik aan de chateau dubbelfriss en stapte ik nuchter in de trein naar huis.
Dat ik geen wijn dronk was niet alleen omdat ik gisteren hoofdpijn had en morgen nog moet werken (en nee, ik ben ook niet zwanger). Ik voelde gewoon geen behoefte aan alcohol.
Sterker nog: diep vanbinnen voelde ik dat ik níet wilde drinken. Dat ik helder wilde blijven, fris in m’n hoofd en stevig verankerd in mijn lijf.
Ook in andere opzichten zat ik er niet hetzelfde bij als 456 dagen geleden. Kon ik me begin vorig jaar nog niet vóórstellen dat ik ooit ergens anders zou willen werken dan bij Einder, nu liggen er knetterconcrete sla-je-vleugels-uit-plannen in het verschiet. Sterker nog, ik ben allang in de uitvoerfase (hierover later meer).
Tegelijkertijd was alles vertrouwd. Ik keek om me heen, naar al die mooie, warme, getalenteerde mensen met wie ik al vijf jaar mag werken en naar de nieuwelingen die ons team sindsdien zijn komen versterken. Ik voerde fijne en open gesprekken – leek het maar zo, of voelden ze écht nog een stukje intenser zonder alcohol? In elk geval waren ze minstens zo verbindend.
Spontaan bleek er een muziekquiz georganiseerd, ik deed nog een potje jeu de boules mee op het parkeerterrein.
Tegen tienen was ik op – nog een verschil, mogelijk ook te verklaren door de hoeveelheid prikkels en sociaal contact, ik ben niks meer gewend man! – en ik moet toegeven dat de terugreis een stukkie comfortabeler is zonder nadorst en tollend hoofd. (Aan de andere kant mis ik vást een paar boeiende bekentenissen van het soort dat zich vooral voordoet als de laatste flessen opengaan.)
Misschien juich ik te vroeg hoor, maar wat zou het toch mooi zijn als hiermee een cirkel zich sluit. Corona in- en uitluiden, zonder op de pandemie overigens direct een waardeoordeel te plakken; ik vind het wel mooi symbolisch.
Ja, ik hoop zo dat we er inderdaad bijna zijn.
Maar weet je: in elk geval ben ik hier, nu, elke dag een stukje meer. En dat is toch al best wat.
Geef een reactie