Noot vooraf: dit is waarschijnlijk de langste blogpost die ik ooit op Suushi heb geplaatst. Bijna zesduizend woorden, noem het gerust een longread. Ik heb daarom getwijfeld of ik dit bevallingsverhaal in delen zou publiceren, maar uiteindelijk voelt het passender om het geheel in één keer te vertellen. Dus ik zou zeggen: ga er lekker voor zitten, schenk jezelf een kop thee in, pak de popcorn erbij. ;-)
In dit verhaal gebruik ik bewust termen als ‘golven’ en ‘sensaties’, en zo min mogelijk woorden die raken aan pijn en afzien. Niet omdat ik een pijnloze bevalling heb gehad (dat is niet zo), en ook niet omdat ik per definitie vind dat dit betere woorden zijn, maar wél omdat ik persoonlijk al tijdens de baring merkte dat denken in termen van pijn niet helpend voor me was. De negatieve associatie die daaraan kleeft paste niet bij de ervaring die ik had. En zodra ik de weeën bewust als ‘heftige pijn’ karakteriseerde, had dat meteen negatief effect op mijn beleving ervan. Vanuit ‘pijn’ is het een kleinere stap naar ‘lijden’, dan vanuit ‘het proces (ver)dragen’. Dit kan voor jou natuurlijk anders zijn – en voor de duidelijkheid, dat is helemaal oké.
Wanneer ik mijn ervaringen afgelopen tijd vertelde aan andere vrouwen die ook een bevalling hebben meegemaakt, merkte ik dat het hen vrijwel altijd terugbracht naar hun eigen ervaring. En als die minder rooskleurig of zelfs vervelend was, voelde ik soms ook een stukje rouw en verdriet opkomen. Mocht dit voor jou gelden: ik denk aan je en ik realiseer me dat helaas niet elk geboorteverhaal positief is. Het lijkt me heftig om dat met je mee te dragen.
Tegelijkertijd: juist omdat negatieve bevalverhalen vaak de boventoon voeren, vind ik het belangrijk om mijn positieve bevalverhaal te delen met de wereld. Daarmee wil ik uiteraard niet afdoen aan jouw ervaring, noch wil ik beweren dat baren ‘makkelijk’ is of dat je het volledig zelf in de hand hebt. Integendeel; ik denk dat er maar weinig is waarin je zó wordt gedwongen tot overgave, loslaten en meebewegen met wat er komt, als tijdens het proces van zwangerschap en geboorte.
Veel leesplezier!
Mijn halve leven ben ik bang geweest om te bevallen. Letterlijk, zo’n beetje: als tienermeisje kreeg ik al rillingen bij de gedachte dat ik ooit een bevalling zou ‘moeten’ doorstaan om een kindje te krijgen, en deze angst was zelfs lang een reden om geen kinderen te willen.
Tijdens de geboorte van mijn dochter ben ik geen moment bang geweest. Dat besef voelt nu, ruim zes weken later, nog steeds zó krachtig.
Ik kijk terug op een prachtige bevalling die beter verliep dan ik had durven dromen. Kleine M is thuis geboren, in het bevalbad dat in onze woonkamer stond. Tijdens de hele geboorte zat ik in m’n bubbel. De bevalling gebeurde hands-off; ik ben niet één keer getoucheerd en er waren ook geen andere medische interventies nodig. Ik heb mijn dochter zelf uit het water getild en haar op mijn borst gelegd. Ze was kalm en deed het meteen super. Zelf had ik nauwelijks bloedverlies, de placenta was er na een kwartier uit en ik hoefde niet te worden gehecht. Ik kan oprecht niets aan deze bevalling bedenken dat ik anders had gewild.
Het was een ontzettend krachtige, kick-ass ervaring.
Begrijp me niet verkeerd: het was óók mega-intens. Hard werken. En bij vlagen dacht ik: poe, hoeveel zwaarder wordt dit nog? Tijdens de persfase (die 1 uur en 3 kwartier duurde, leerde ik achteraf) heb ik oergeluiden gemaakt met een onbevangenheid en volume waarvan ik niet wist dat ik het in me had. Al met al zou ik het hele gebeuren omschrijven als een combinatie van een heftige psychedelica-trip en een ultra-marathon. Kortom, niet effe iets dat je dagelijks voor je lol doet. ;-)
Maar bovenal was het prachtig.
Ik besef dat ik deels geluk heb gehad. Ik had geen medische indicatie dus ‘mocht’ thuis bevallen, en ook tijdens de geboorte deed zich niets voor waardoor we toch naar het ziekenhuis moesten verplaatsen, of waardoor de verloskundige op een andere manier moest ingrijpen. Dat had heel goed anders kunnen zijn.
Tegelijkertijd geloof ik in wat mijn doula en verloskundige zeggen: nee, een golden ticket voor de droombevalling bestaat niet, maar je kunt je wél voorbereiden en daarmee voor jezelf de beste omstandigheden creëren om te baren. Hoe je bevalling precies gaat lopen, valt niet te voorspellen of te plannen. Maar met een goede voorbereiding vergroot je de kans op een positieve geboorte-ervaring aanzienlijk.
De voorbereiding
Als ik verder uitzoom, denk ik dat de voorbereidingen voor deze geboorte onbewust al jaren geleden zijn ingezet. Met alle mindfulness- en meditatieoefeningen die ik sinds m’n studententijd deed. De honderden yogalessen die ik door de jaren volgde. Het Pad van de Priesteres, dat me leerde om steeds verder in mijn lichaam te zakken, oude emotionele troep op te ruimen (vaak door het letterlijk uit m’n lijf te dansen, te schudden of te schreeuwen) en op een dieper niveau te verbinden met mijn kern. De sessies energetisch lichaamswerk bij Laura, die me leerden meer te voelen en onderscheid te maken tussen hoofd en lijf, tussen denken en dieper weten.
Vervolgens was er concreet de voorbereiding op deze geboorte. Zodra ik zwanger raakte, wist ik: ik heb werk te doen. Die beval-angst van mij, daar moet ik wat mee, want ik wil niet dat die in de weg gaat zitten.
En dus gingen B en ik aan de slag met doula Fleur. In een reeks voorbereidende coachingsessies doken we in onze ‘schatkist’ én angsten, we kregen de beste beval-voorlichting-in-een-notendop (waarbij ik onder andere leerde dat je aan de stand van je voeten kunt zien hoe ver je ontsluiting is gevorderd!) en bereidden ons ook voor op wat er ná de bevalling komt: de kraamtijd. Tussendoor voorzag Fleur me van een berg praktische tips. Van boodschapjes die handig zijn om in huis te hebben (druivensuiker, waterijsjes) tot massagetechnieken en voorbereidende opdrachten om de laatste dagen door te komen. Zo ging ik van angst naar vertrouwen – tegen de tijd dat m’n verlof begon had ik zowaar zin gekregen in die bevalling. Echt, lieve vrouwen, als je de mogelijkheid hebt: regel een goede doula, ze is goud waard.
Net als een goede verloskundige, trouwens. Als je in regio Arnhem/Nijmegen woont: Waalsprong Verloskundigen in Lent is een dikke tip. Vanaf dag één voelde ik 100 procent vertrouwen in de kennis en kunde van deze zorgprofessionals. Het is een kleine praktijk die bewust minder cliënten aanneemt dan gebruikelijk is, zodat ze bij je bevalling alle tijd en ruimte voor je hebben (en niet bijvoorbeeld halverwege naar een andere barende vrouw moeten). De verloskundigen die er werken, denken verder dan de protocollen en durven naar eigen inzicht te handelen. Mijn wens om alleen op verzoek getoucheerd te worden (en in principe dus: niet) was bijvoorbeeld geen struikelblok en toen ik overtijd ging was het bespreekbaar om te wachten tot na 42 weken, zolang alles goed zou blijven gaan met mij en de baby (er zijn genoeg praktijken die je bij 42 weken standaard doorverwijzen naar het ziekenhuis om ingeleid te worden).
Ook deel van de voorbereiding: de online cursus hypnobirthing die B en ik volgden. De audio-ontspanningsoefeningen en affirmaties daaruit heb ik de laatste maanden van mijn zwangerschap regelmatig gedaan voor het slapengaan, en samen oefenden we het schouder-anker en de light touch-massages. Oh ja, en ik heb ook vanaf week 18 regelmatig een les zwangerschapsyoga gedaan.
In de maanden en weken voorafgaand aan de bevalling probeerde ik zo ver mogelijk weg te blijven van een ‘vastomlijnd’ plaatje in mijn hoofd. Ergens hóópte ik dat we thuis konden blijven, maar ik hield er serieus rekening mee dat ik toch naar het ziekenhuis zou moeten – of dat ik dat zelf ineens zou willen. En ja, in eerste instantie wilde ik het zonder medische pijnbestrijding doen, maar als de pijn onhandelbaar zou zijn vond ik het ook prima om daar wél voor te kiezen. Ik wilde graag een bevalbad proberen, maar had ook verhalen gehoord van vrouwen die dat helemaal niets vonden, dus er was geen ‘plan’ dat kleine M in het water geboren zou worden.
Ik hield het, kortom, allemaal zo veel mogelijk open. En telkens als ik mijn hoofd erop betrapte dat ze tóch scenario’s aan het bedenken was, probeerde ik bewust weer terug te keren naar de overgave. Loslaten, meebewegen met wat er komt – daar draaide het om. Want alles dat ik nodig heb om te baren, zit al in mij. (letterlijk ook, hihi)
En dan begint het
Op donderdag 7 september word ik rond 4 uur ’s morgens wakker met buikkrampen. Dit gevoel ken ik: het zijn precies de krampen die ik afgelopen weken al een paar keer ’s avonds of ’s nachts had. Golvende, menstruatie-achtige krampjes waar ik soms echt even doorheen moet ademen, maar verder erg prima te doen – en tot nu toe zakten ze na een paar uur weer weg. Dit zijn vast ook weer zulke voorweeën, vertel ik mezelf, haal je nou maar niets in je hoofd.
Ik zet een muziekje op mijn oren en geef me over aan de sensaties. Slapen lukt niet meer, daar zijn de golfjes toch iets te aanwezig voor. ‘Gelukkig’ heb ik jaren ervaring met intense buikpijn als mijn menstruatie doorbreekt, en die pijn komt ook vaak ’s nachts, dus ergens is dit een bekende situatie voor me. B ligt naast me te tukken, wordt op een gegeven moment half wakker en heeft door dat ik wat aan het wegzuchten ben. Ik heb hem op dat moment niet nodig voor support dus hij draait zich nog eens om – in deze fase van de zwangerschap is elk uurtje extra slaap mooi meegenomen.
Rond half 8 sta ik op om te douchen en te ontbijten. Half verwacht ik dat de krampjes nu zullen wegzakken, dat deden ze immers de laatste paar keer ook in de ochtend. Ik app Fleur, mijn doula, dat het (weer eens) rommelt in m’n buik en besluit een klein ommetje door het park te wandelen. Beweging kan ervoor zorgen dat ons meisje nog iets dieper ‘zakt’ in m’n bekken, en kan er zo misschien toe bijdragen dat de boel op gang komt – wie weet.
Stiekem hóóp ik natuurlijk wel dat er wat gebeurt. Ik ben namelijk 41 weken en 1 dag zwanger en nog geen 24 uur geleden zaten we bij de verloskundige om verkennend te praten over ‘wat te doen bij overtijd’. En hoewel ik vanuit onze geweldige verloskundigenpraktijk geen énkele druk voelde om haast te maken (‘als ik bij 41+6 weken capabel ben om een bevalling te begeleiden, ben ik dat bij 42+2 ook’, aldus de verloskundige; topvrouw), had dat hele gesprek, met allerlei praktische informatie over risico’s, de verschillende medische interventies en alle voor- en nadelen daarvan, me toch behoorlijk onrustig gemaakt. Ik schoot erdoor in m’n oude beval-angst en zag mezelf al helemaal in een ziekenhuisbed liggen terwijl onbekende zorgverleners me interventies aanpraatten die ik niet wil.
Toen het touché daarna – bedoeld om te kijken of strippen een mogelijkheid was – ook nog eens vervelend was (niet gek, ik was gespannen), was ik de rest van de dag een beetje uit het veld geslagen. Dat gevoel was de volgende ochtend al enigszins gezakt na een fijn appgesprek met Fleur, en zij zou vanavond langskomen om me weer terug in de ‘vertrouwen’-modus te helpen. Maar toch. Wat zou het fijn zijn als ons meisje gewoon op eigen initiatief wilde komen.
Die kans was overigens nog steeds het grootst: zo’n 75% van de vrouwen die 41 weken zwanger is bevalt alsnog spontaan tussen de 41 en 42 weken, had ik gelezen op de online Academie van Vraag de Vroedvrouw (nog een tip als je zwanger bent; je betaalt 19 euro per maand en krijgt daarvoor een enorme bak wetenschappelijk onderbouwde kennis over zwangerschap en geboorte). Maar ja, garanties zijn er niet… Loslaten dus maar weer, want ik geloof dat zorgen en stress hierover sowieso een averechts effect hebben. Wat een mentale oefening in overgave, deze laatste dagen en weken van de zwangerschap!
Anyway, terug naar dat ommetje. In mijn inmiddels vertrouwde pinguïn-waggeltempo loop ik een rondje om de vijver. Het is stralend weer.
Onderweg stuur ik doula Fleur nog een voicebericht. ‘Ik merk wel een beetje aan jou dat het anders is. Als ik ernaast zit moet je het natuurlijk zeggen, maar ik hoor aan je stem dat je een beetje wegdoezelt en in een soort coconnetje zit’, reageert ze. ‘Blijf goed voelen wat je wilt, blijf maar snoezelen, en alles is goed.’
In de loop van de ochtend blijven de golfjes zo nu en dan komen. Niet heel vaak – twee of drie per uur en dan duren ze een klein minuutje. Ik voel ze, maar kan er gewoon doorheen lopen, praten en dingen doen. Maar wat vooral interessant is: ik voel mezelf mentaal enorm naar binnen keren. Ik wil bijvoorbeeld niet meer op mijn telefoon zitten: niet op Instagram, niet op nieuwswebsites, en ik wil al helemaal geen mensen terug-appen. Dat terwijl dit de afgelopen dagen juist een welkome afleiding was. Het is alsof m’n blikveld zich vernauwt, bijna letterlijk.
Ik wil ook niet meer de buitenwereld in – dat ik een dag eerder nog op het terras had gezeten om de 41 weken zwangerschap te ‘vieren’ lijkt nu ver weg.
Ik vraag B of hij de Hofweb-boodschappen – die zijn moeder op donderdag vaak bij ons komt brengen – dit keer zelf wil ophalen. En na een tijdje twijfelen app ik rond de middag mijn eigen moeder, die op dat moment in de auto zit vanaf Zweden naar Nederland, dat ik even op mezelf wil zijn en onze afspraak voor die avond wil laten gaan.
‘s Middags kijken B en ik een Pixar-film op zolder (Coco – aanrader trouwens!). B zou eigenlijk nog gaan squashen met twee vrienden, maar zegt die afspraak na twijfelen toch maar af. Hoewel we beiden nog niet zoiets hebben van ‘dit is het, het gaat beginnen’, voelt het voor hem toch beter om ook in de cocon te blijven. ‘Misschien blijkt het wel de aanloop naar de bevalling en is dit de laatste middag die we met z’n tweetjes hebben.’
Goeie inschatting, achteraf gezien. ;-)
Surfen op de golfjes
Eind van de middag gaan we naar beneden, we koken een maaltijd en eten die op in de tuin – het is vandaag weer een warme dag, rond de 30 graden. Daar, op ons rustige terras tussen de zonnebloemen en het groen, merk ik voor het eerst dat de golfjes wat aanweziger worden. Ik moet m’n maaltijd twee of drie keer onderbreken om op te staan, voorover te leunen over de stoel en de sensaties weg te zuchten. Nog steeds een prima te handelen gevoel overigens (ik heb menstruatiepijn gehad die veel heftiger was), maar het vereiste wel wat focus.
Ik app Fleur deze ontwikkelingen en zij laat weten dat ze voor de zekerheid even gaat ‘voorslapen’. Hmm, denk ik, dat doet ze ook niet zomaar. We spreken af dat we haar kunnen bellen als we willen overleggen, of als we willen dat ze komt.
B en ik gaan weer naar binnen en hangen samen wat op de bank, terwijl ik steeds vaker een golfje wegzucht. Tussendoor kletsen we gewoon wat. Dat gaat zo een tijdje door, tot het donkerder wordt buiten en ik me begin af te vragen wanneer we Fleur op de hoogte moeten brengen. Het gaat geleidelijk, maar intussen hebben we beiden toch wel het gevoel dat dit het échte begin is.
Dat betekent ook dat we voorbereidingen treffen: we dimmen het licht, steken kaarsjes aan, we pakken de Elle TENS erbij. ‘Zal ik het bevalbad gaan opzetten?’, vraagt B op een gegeven moment, maar daar ben ik nog niet helemaal klaar voor. Dan wordt het wel ineens héél echt. ;-)
Op een gegeven moment bellen we met Fleur om haar te updaten – want ik blijf me afvragen wanneer we haar nou moeten laten komen. ‘Als ik jullie zo hoor zitten jullie nu prima met z’n tweetjes in je bubbel’, zegt ze, en zo voelt het inderdaad ook – meer ondersteuning is op dit moment niet nodig. Maar hoe weet ik dan wanneer dat wél zo is? Fleur moet immers nog een stukje reizen dus ze kan niet binnen 5 minuten op de stoep staan als de situatie verandert. ‘Geloof me: je voelt het wel aan als je wilt dat ik kom. Vertrouw daar maar op.’
Niet lang nadat we ophangen, worden mijn golfjes weer een tandje heftiger. Waar ik tot dan toe tussendoor nog kletste met B (ik had ‘m net gevraagd om iets te vertellen over het boek wat hij aan het lezen was), heb ik nu die tijd nodig om een beetje bij te komen en weer in de ontspanning te zakken. Ik raak steeds meer in mezelf gekeerd en een gesprek proberen te voeren voelt niet meer prettig, het haalt me uit m’n flow. We zijn dus vooral stil terwijl ik staand of leunend over de bank de golfjes opvang.
Eventjes proberen we de massage-technieken die we hebben geleerd, en B geeft me tijdens een wee tegendruk in mijn rug, maar ik voel meteen: NEE, dit helpt niet. Sterker nog, tijdens de weeën wil ik absolúút niet aangeraakt worden. Het voelt ontzettend vervelend en verstorend. Laat mij maar op mezelf zijn. Zodat ik helemaal in mijn lijf kan zakken en mee kan bewegen met de sensaties. Naar de pijn toe ademen. Niet verzetten, maar verwelkomen. Met volle aandacht.
‘Ik ga Fleur bellen’, zegt B op een gegeven moment. Ik knik en krijg half mee hoe hij haar kort bijpraat en zij laat weten dat ze meteen in de auto stapt. B gaat nu toch maar het bevalbad opzetten terwijl ik in mijn eigen wereldje op de golven surf. Telkens als de wee opkomt adem ik diep in naar m’n buik, laat de golf helemaal over me heen komen en adem lang en rustig weer uit.
Omdat het opzetten van het opblaasbad zoveel herrie maakt (je weet wel, met zo’n elektrische pomp zoals je die ook voor luchtbedden hebt) heb ik een koptelefoon met mijn geboorteplaylist opgezet en dat bevalt (hihi) ontzettend goed. Ik raak er nog meer door in mijn eigen bubbel. Maar goed ook, want op de achtergrond is B aan het stoeien met het bevalbad, dat lek blijkt (!). Terwijl we het van tevoren nog wel hadden opgezet als test… Goed, B dus in de weer met een plaksetje, terwijl ik over de stoel en op de geboortebal hang. Klinkt misschien niet fijn, maar eigenlijk red ik me zo hartstikke goed. Ik heb op dit moment niet het gevoel dat ik iemand nodig heb om me door de weeën heen te leiden, ik volg gewoon mijn lijf en dat gaat prima.
Ik besluit weer eens wat weeën te timen – dat had ik eerder op de dag ook een poosje gedaan, maar op aanraden van Fleur even losgelaten – en ze blijken nu om de 3 minuten te komen. B onderbreekt zijn gestoei met het bevalbad om de verloskundige te bellen. ‘Hanneke komt eraan’, zegt hij als hij ophangt.
Topteam in da house
Even later belt Fleur aan. Ook zij schreef een verhaal over de geboorte van M, en daaruit citeer ik graag een stukje:
Om 23.40 uur klop ik zachtjes bij jullie aan. Door het open raam hoor ik jou een wee wegzuchten – heel beheerst én vol overgave: ik hoor hoe je tot aan de top inademt en de wee dan weer loslaat door krachtig uit te ademen. Ik glimlach en wacht tot B de deur opendoet, wat hij, zoals ik verwacht, doet als jij weer even rust hebt. Ik groet B en loop daarna zachtjes door naar de woonkamer. ‘Hey’, fluister ik, en vraag of ik dichterbij mag komen. Dat mag. Je glimlacht even, zegt dat het goed gaat, en als de volgende wee weer komt, zet je je koptelefoon op.
Vijf minuutjes later komt ook verloskundige Hanneke binnen.
Terwijl er warm water het bevalbad in stroomt (leve het fietsreparatiesetje dat nog in onze tuinschuur lag), luistert Hanneke naar het hartje van ons kind. Dat klinkt gelukkig prima. In mijn bevalwensen staat dat ik alleen op verzoek getoucheerd wil worden, B vertelt dit nogmaals aan Hanneke: ‘liefst alleen als het behandelconsequenties heeft’. ‘Nou, dat is eigenlijk nooit’, zegt de verloskundige simpelweg. :-) (Dit kreeg ik overigens niet mee maar heeft B me achteraf verteld.)
Wat wil je, vraagt ze: dat ik hier blijf, of zal ik nog even weggaan?
Ik merk dat ik wat overweldigd ben doordat de kamer ineens vol mensen is die allemaal naar mij kijken. Daar ga ik normaal al nooit zo goed op, laat staan nu… ‘Ik red me prima zo’, zeg ik tegen Hanneke. ‘Dat zie ik’, antwoordt die liefdevol, ‘zo te zien gaat het hartstikke goed. Maar wat zou je graag willen?’
‘Ik wil wel dat jullie hier in de kamer zijn en dan gewoon je eigen dingen gaan doen.’
Dus dat doen ze. In mijn hoofd merk ik dat ik Hannekes woorden – over dat ze ook nog even weg zou kunnen gaan – interpreteer als: oké, we zijn er dus voorlopig nog niet. Verder heb ik immers totaal geen ijkpunt (want centimeters ontsluiting meten we niet en B heeft aan het begin van de avond bewust de klok van de muur gehaald) en ik merk nu hoe fijn dat is, want zelfs met dit minimale brokje informatie gaat mijn hoofd een beetje aan de haal. Want: als de verloskundige voorstelt om over een paar uur terug te komen, hoe lang moet ik dan nog?!
Gelukkig lukt het me al snel om deze gedachten los te laten en me weer te concentreren op mijn lichaam. Surfen op de golven, dat is mijn taak. Eén wee opvangen. Daarna bewust bijkomen: ontspan je kaken, adem diep in en rustig uit, ontspan je lijf. Een aantal keer gebruik ik de techniek die ik bij hypnobirthing heb geleerd, waarbij je de uitademing in 5 tellen door je lichaam laat gaan en van boven naar beneden alle spanning loslaat: 1 – hoofd, 2 – bovenlijf, 3 – bekken, 4 – bovenbenen, 5 – onderbenen en voeten.
Nog een wee opvangen. En nog één. Voelen. Zakken. Telkens weer me er gewoon volledig in storten, no fear. Of eigenlijk: see/feel the fear and do it anyway. Stapje voor stapje.
In bad
Een paar keer gebeurt het dat een wee me overspoelt. Alsof ik ‘m net niet op tijd kan ‘pakken’ om mee te surfen en oef, dat is écht heftig. Deze weeën (het waren er gelukkig maar een paar) voelen als nauwelijks te handelen pijngolven die hevig over me heen knallen. Ik krijg er als het ware geen grip op. Ik kan me erg goed voorstellen dat als je de hele tijd dit soort weeën hebt, je al snel smeekt om pijnbestrijding…
Vanaf de zijlijn helpt mijn geboorteteam me door deze pittiger momenten. B is steeds in de buurt (alleen als hij op een gegeven moment een broodje met vega-filet americain eet vraag ik hem dringend om even een paar meter verderop te gaan zitten, DIE GEUR kan ik nu echt niet aan) en zo nu en dan roep ik Fleur bij me voor wat mentale support.
Uit haar geboorteverslag:
Het is rond 01.00 uur als de weeën iets intenser worden. Je roept me vanaf de bank. ‘Het gaat goed,’ zeg je zachtjes, ‘maar wat nou als ik moe word, het nog meer pijn gaat doen en ik dan in mijn hoofd schiet? Hoe blijf ik uit mijn hoofd?’ Ik antwoord dat ik heel goed snap dat je je dit afvraagt, en herinner je eventjes aan hoe mooi je lichaam werkt: ‘Weet je nog dat je endorfines, je natuurlijke pijnstillers, meestijgen als je weeën intenser worden?’ Daarna gaan we samen terug naar nu: ‘Ik zie dat je hartstikke goed gaat op dit moment, en dat is voor nu álles wat nodig is. Meer niet. Nu is nu, en nu gaat super.’ ‘Nu is nu’, fluister je, en daarmee laat je los.
(…)
Een halfuur later zien en horen we dat je weeën weer krachtiger worden. ‘Fleur, wil je even komen?’ vraag je. Ik ga zachtjes bij je zitten. Jouw handen vinden de mijne. ‘Hoe maak ik ruimte voor deze weeën?’ Ik vertel je dat je nog steeds naar je buik kunt ademen als de wee opkomt. Ik vraag je of ik je daar even bij mag helpen bij de volgende wee, en dat vind je goed. Als er weer een komt, leg ik mijn hand op je rug. ‘Adem maar naar mijn hand’, fluister ik, en dat doe je. Je buik en je ribben zetten wat uit. ‘Dit is het’, bevestig ik. ‘Ademen naar je buik.’ Je pakt het moeiteloos op.
B, Fleur en Hanneke laten me helemaal mijn gang gaan, zo voelt het, en geven tegelijkertijd precies de zetjes-in-de-goede-richting die ik nodig heb. Deels heel praktisch, met eten, drinken en koele washandjes. Ook opperen ze af en toe dat ik van houding kan veranderen als ik al een tijdje op dezelfde manier weeën opvang (bewegen en van houding wisselen helpt om het proces te laten vorderen – dus ik hang over de bank, over de stoel, zit op de geboortebal, leun tegen B aan). Maar het is vooral hun aanwezigheid die een anker is, waardoor ik me helemaal veilig en gedragen voel.
Het gevoel van: als ik uit de bocht vlieg, staan zij klaar om me op te vangen. En juist daardoor durf ik mee te gaan in wat er komt.
Overigens kan ik ineens héél duidelijk mijn behoeften communiceren. Alle sociale filters en wat-denken-ze-wel-niet-stemmetjes zijn verdwenen. ‘Ik wil een banaan. Een verse, niet een oude.’ (Er lagen op de fruitschaal ook een paar overrijpe bananen en daar had ik juist géén zin in.) Soms is er weinig tijd tussen de weeën en komen er losse woorden uit. Washandje. Koptelefoon. Drinken. Raketje.
Oh ja, nog een tip: rietjes zijn heel handig om in huis te hebben – zodat je in elke houding kunt drinken.
Op een gegeven moment wordt voorzichtig geopperd dat ik in bad zou kunnen. Ik registreer de vraag maar ben al snel weer in beslag genomen door de weeën. Even later vragen B en Fleur het opnieuw: het bad is intussen klaar, zou je erin willen?
Ik wil het wel proberen. ‘Als ik er dan ook maar weer meteen uit kan wanneer ik het niets vind.’ Natuurlijk, verzekert iedereen me, de handdoeken liggen al klaar.
Maar ik ga er niet meer uit. Zodra ik in het warme water stap, voel ik hoe fantastisch dit voor me werkt. Vooral de gewichtsloosheid is heerlijk – dat urenlang op mijn knieën hangen was onderhand best zwaar geworden en ik kon steeds moeilijker een comfortabele houding vinden om weeën op te vangen.
Ik hang over de zachte hoge rand van het opblaasbad en vind weer de ontspanning. De weeën worden nog intenser en ik ben me op dit punt ook allang niet meer bewust van de tijd – nauwelijks nog van wie zich verder waar in de kamer bevindt. Het is half 3 ’s nachts als ik langzaam wat persdrang begin te krijgen, lees ik na afloop in het bevallingsverslag van de verloskundige.
02.30 Susanne zit op haar knieën in bad en hangt over de rand. Aangemoedigd om haar lichaam te volgen.
3:00 Heeft steeds meer en langer reflectoire persdrang. Susanne volgt haar lichaam
03:10 Perst nu duidelijk mee op de wee
03:14 Susanne perst op gevoel mee, ziet er heel krachtig uit. Heeft het gevoel dat ze meer op haar bekkenbodem gaat duwen.
Organisch verloop
Zelf heb ik het zo ervaren, dat de ontsluitingsfase en de persfase heel geleidelijk en organisch in elkaar overliepen. De druk op mijn bekkenbodem werd gewoon steeds groter en op een gegeven moment ging ik als vanzelf ‘meegeven’. Als je persdrang hebt weet je dat, had ik van tevoren gehoord, dat kún je niet tegenhouden. En zo was het voor mij inderdaad.
Er was niet één moment waarop iemand tegen me heeft gezegd: nou, je hebt 10 centimeter ontsluiting, gefeliciteerd, begin maar met persen. Hanneke hield puur door me nauwlettend te observeren (geluiden, bewegingen, houding en vast nog meer signalen die zij uit ervaring kent) precies in de gaten waar in het proces ik ongeveer zat.
‘Dit – zo loslaten en vertrouwen – had ik toen ik vijftien jaar geleden begon in dit vak ook niet gekund’, vertelt ze me later. Logisch ook: als verloskundige leer je vooral over de risico’s en de bijbehorende protocollen. Als er wél iets misgaat, moet je immers snel en juist kunnen handelen. ‘Ik had een bevalling destijds ook niet hands-off moeten begeleiden, dat was onverstandig geweest. Want wanneer ik daar als zorgverlener geen vertrouwen in heb, voel jij dat als barende vrouw ook. En dan werkt het averechts. Het is een wisselwerking.’
En als antwoord op mijn vraag hoe ze dan weet wanneer ze wél had moeten ingrijpen: ‘Dat had jij dan ook aangegeven. Als je zo je lichaam volgt, voel je ook wanneer er iets niet goed gaat en je hulp nodig hebt.’
Tijdens de persfase zit B continu naast me (‘ik wil niet meer dat je weggaat’, zeg ik als hij terugkomt van een snel toiletbezoek). Ik houd zijn beide handen vast en als de wee opkomt schuif ik mijn koptelefoon over m’n oren, pers uit alle macht mee (waarbij ik zijn handen fijnknijp) en maak instinctief diepe geluiden. Ik merk dat dat – geluid maken – me helpt om nog meer kracht te zetten. ‘Het deed me een beetje denken aan van die sterke mannen die een tractorpulling-wedstrijd doen’, aldus B. ‘Geen geluiden van pijn, maar gewoon van heel hard werken en volop kracht zetten.’ Tussen de weeën door schuif ik de muziek van één oor af, zodat ik weer een beetje kan landen en bijkomen – tot de volgende golf zich aandient.
Om de wee komt Hanneke nu even bij me zitten. ‘Mag ik nog even naar het hartje van de baby luisteren?’, vraagt ze dan met lieve en zachte stem, en ik knik en laat weten wanneer dat voor mij het goede moment is. Telkens kan ze me weer geruststellen: ‘Super.’ ‘Perfect.’ ‘Klinkt hartstikke mooi.’
The only way out is through
Op een gegeven moment registreer ik vaag dat de bel gaat en de kraamzorg binnenkomt. Maar het duurt nog even voordat tot me doordringt dat dit wil zeggen dat we niet meer naar het ziekenhuis gaan – dat het daar te laat voor is, dat we al zó ver zijn. Ik mag het gewoon hier afmaken, hier thuis! Dat besef is zó’n opluchting en geeft me een nieuwe stoot energie. Tegelijkertijd weet ik: dan staat mij ook nog wat te doen. Ze moet eruit. En hoewel ik al knetterhard aan het werk ben, daarvoor moet ik nog een paar tandjes bijzetten.
Ik laat me weer meevoeren met één van de krachtige nummers op m’n geboorteplaylist: I Release Control van Alexa Sunshine Rose.
I release control
and surrender to the flow of love
That will heal me
Een ander zinnetje dat opkomt en dat ik voor mezelf als mantra herhaal: the only way out is through.
‘Misschien wil je zelf met je vingers kijken of je haar al voelt’, oppert Hanneke tussen twee weeën door. Ik vind dat een beetje spannend maar probeer het toch – en wauw, ik voel haar hoofdje! Sterker nog, ik voel eerst een stukje vruchtzak, en realiseer me dat mijn vliezen nog niet zijn gebroken. Mijn meisje met een vingertopje aanraken geeft weer zo’n kick. Ze is er nu echt bijna…
In de woorden van Fleur:
Iets over 04.00 uur zeg je: ‘Ik heb het gevoel dat ik haar over het randje moet duwen.’ (…) Je geeft je weer over aan de persweeën en perst volgens Hanneke ‘als een os!’ Af en toe voel je zelf voorzichtig of je dochtertje verder zakt. En dat is zo: ‘Ze is een vingerkootje dieper gekomen!‘
Weer even later zie ik Hanneke en B op zachte toon met elkaar praten. ‘Gaat het wel goed?’, wil ik weten – even vraag ik me af of er misschien toch een probleem is. Volgens mij ben ik namelijk al best een tijdje aan het persen. Zou ik er te lang over doen? Ik ben nog niet moe, maar heb wel gewoon nog wat tijd nodig. ‘Ja, het gaat hartstikke goed’, verzekeren ze me. En ik kan terugzakken in m’n bubbel.
Achteraf hoor ik van B dat Hanneke op dit moment aan hem laat weten dat ik nu anderhalf uur aan het persen ben, en dat dat gewoonlijk een moment is om te evalueren hoe het gaat. ‘Oh, laat maar’, zegt Hanneke dan glimlachend: ‘Ik zie haar hoofdje al.’
De manier waarop Hanneke met mij communiceert, is sowieso preciés wat ik nodig heb. Ze voelt als een warm en kundig vangnet, terwijl ze mij tegelijkertijd alle ruimte geeft. Een baken van vertrouwen. Steeds geeft ze liefdevolle handreikingen en stelt ze gerust, terwijl ík de regie houd. ‘Je zou nog eens van houding kunnen veranderen, als je wilt’, zegt ze bijvoorbeeld, waarop ik vraag of dat zou kunnen helpen. Zij: ‘Het kan sowieso geen kwaad.’
Of eerder, wanneer ik aangeef dat ik bij een wee zoveel druk ervaar dat ik wil meegeven – doelend op wat ik nu als persdrang zou definiëren. ‘Mag ik dat doen?’ Zij: ‘Je doet dat zelfs al hartstikke mooi. Volg je lichaam maar. Je lichaam weet wat het moet doen.’
De eindsprint
En dan, ik zit intussen wat achterovergeleund in bad, zie ik ineens zélf het hoofdje van mijn baby. Heel even, dan zakt ze weer terug. Ik voelde dit al een aantal keer gebeuren en het gaat nog een aantal weeën zo door. ‘Ze zakt telkens terug’, zeg ik op een gegeven moment vragend tegen Hanneke. ‘Dat is juist goed’, zegt die. ‘Ze is bezig om ruimte voor zichzelf te maken. Dat gaat met twee stappen vooruit, en een stap terug. Misschien duurt het nog één perswee, misschien nog tien. Maar zodra ze genoeg ruimte heeft, komt ze.’
En ineens is het moment daar. Ik kom op mijn knieën naar voren, pers en brul met alles wat ik in me heb – en daar glijdt mijn meisje zo het water in. Mijn vliezen breken op het moment dat ze eruit komt; ze is dus bijna in de vuchtzak geboren. ‘Pak haar maar’, hoor ik Hanneke zeggen, waarop ik alleen maar kan uitbrengen: waar is ze dan? Hanneke geeft haar een klein duwtje mijn kant op en zo pak ik dan zelf mijn dochter uit het water.
Ze is er. Lieve, prachtige kleine M.
Ik had verwacht me nu helemaal uitgeput te voelen, maar dat is helemaal niet zo: ik voel me juist heel goed. De pijn is weg, de weeën zijn weg, mijn lijf voelt rustig – en ik heb mijn dochter vast. Wauw! Ik heb het gewoon gedáán. Ze is een heel klein glibberig bundeltje dat gauw wordt bedekt met doeken om haar warm te houden. B zit achter me en samen maken we kennis met onze mooie dochter. Ik weet nog niet zo goed hoe ik haar handig vast moet houden, maar dat komt allemaal wel.
Ik citeer Fleur nog even:
Hanneke checkt op een afstandje hoe het met jullie gaat. Jullie dochtertje doet het super. ‘Ze huilt alleen bijna niet?’, vraag je. ‘Dat zie je heel vaak bij badbaby’tjes’, antwoordt Hanneke, ‘die zijn heel rustig.’
De navelstreng is een beetje kort dus ik zit niet helemaal lekker in bad, en nadat de placenta geboren is (die komt na een kwartiertje spontaan, nadat Hanneke een klein rukje aan de navelstreng heeft gegeven) wil ik dus graag uit het water om verder bij te komen.
B neemt kleine M even van me over terwijl Hanneke, Fleur en kraamverzorgster Odette mij uit bad en naar de bank helpen. De placenta zit dan nog aan kleine M vast (een halve lotusgeboorte noemen ze dat, wanneer de placenta al geboren wordt terwijl de navelstreng nog aan het kindje zit – iets dat ik stiekem graag wilde maar waarvan je ook maar moet hopen dat het je gegund is) dus die wordt in een Tupperware-bak naast kleine M vastgehouden, haha. Als-ie helemaal uitgeklopt is, knipt B de navelstreng door.
En zo beleven we dan vroeg in de ochtend onze golden hour, zo rond het moment dat de zon opkomt. Rustig met z’n drietjes, met op de achtergrond doula, verloskundige en kraamverzorgster. Ik voel me euforisch en zit in een giga overwinningsroes. ‘Ik heb het gewoon gedáán, ik ben hier gewoon best heel goed in!’ En: ‘Nou, dit zou ik zo weer doen. Oké, liefst niet morgen, maar… kom maar op.’
Terugblik: samen leuker
Zo. Zesduizend woorden verder en nóg heb ik voor m’n gevoel niet alles verteld. Want ja, wat een belevenis was het. Klinkt het gek als ik zeg dat ik soms heimwee heb naar deze geboortenacht? Ze zeggen wel dat je de ergste pijn vergeet en dat is ongetwijfeld zo – ik bedoel, dat hoofdje heeft er toch door moeten passen en ja, dat voel je écht wel. Zoals Fleur ooit zei: ‘een bevalling is niet romantisch’, mocht dit enigszins lyrische verhaal anders doen vermoeden.
Toch was er geen moment waarop ik daadwerkelijk twijfelde of ik het zou aankunnen. Ik heb dat nog nagevraagd bij B: was dit écht zo, of ben ik gewoon nu al vergeten dat het stiekem toch een hel was? Nee, zei hij, ik had niet het idee dat je aan het lijden was. Je was vooral heel hard aan het werk.
En zo is het. Ik herinner me een moment in bad waarop ik mompelde dat het toch wel verdraaid hard werken was – iets wat Fleur en Hanneke uiteraard beaamden. Achteraf gezien moet dit tijdens het laatste stukje ontsluitingsweeën zijn geweest, ze zeggen wel dat veel vrouwen het dan écht niet meer leuk vinden (ik heb weleens gelezen dat men dat in het Frans het moment de désespoir noemt, het moment van wanhoop). Gelukkig ben je dan ook al een heel eind.
Dus nogmaals: nee, koekie-eitje was het zeker niet. Maar oprecht, ik had deze ervaring niet willen missen. Bovenal voel ik me zó dankbaar voor de mensen die deze droombevalling mede mogelijk maakten:
❤ mijn liefste B, die vanaf dag één vol meeging in het voorbereidingsproces – het was echt van ons sámen,
❤ doula Fleur (ik zei het al: goud waard),
❤ top-verloskundige Hanneke (idem),
❤ kraamverzorgster Odette die ons de eerste uren en dagen na de geboorte hielp om verder zacht te landen,
❤ alle mooie, krachtige vrouwen die de afgelopen maanden en jaren hún geboorteverhaal met me deelden (in woord en beeld) en me zo vertrouwen gaven in hoe het kan, dat wij vrouwen dit kúnnen
… en het meest van alles natuurlijk mijn allerliefste dochter, m’n prachtige meisje Marit Fenna. ❤
Geef een reactie