Het is – en ik vind het een beetje ingewikkeld om dit te zeggen, met alles wat er gebeurt en de zieke en eenzame en overwerkende en verwarde mensen – ook een opmerkelijk leerzame tijd.
Je leest dat natuurlijk ook veel: dat we nu met z’n allen worden gedwongen pas op de plaats te maken, tijd om te reflecteren op de kant die we op aan het gaan waren, ruimte om weer te voelen wat echt belangrijk is, en grootste plannen ontstaan al voor hoe we het hierna allemaal beloven zo veel beter te doen.
Dit weekend las ik bijvoorbeeld een mooi interview in Volkskrant Magazine en vandaag nog stuurde een lezer van Suushi me een boeiend artikel toe uit NRC (‘waarom deze crisis juist twintigers en dertigers aan het denken zet’).
Ik lees het allemaal en peins erover en intussen stormt, raast en borrelt er ook van alles in mij. En soms zit ik juist helemaal vast, of ben ik mentaal murw gebeukt door mijn eigen gepieker.
Maar er is iets aan het veranderen, geloof ik. Structureel misschien wel.
Ten eerste: nu de rust vastere voet aan de grond krijgt, ontstaat het besef wat een verademing ik dit vind. Dat de standaard in mijn agenda nu ‘leeg’ is, ik in een week hooguit twee dingen van tevoren heb gepland (en dat is dan al veel, soms is het gewoon niks).
Hoe verrassend prima ik me voel met minder (let op, ik zeg minder en niet géén) sociaal contact. Sterker nog: hoeveel spanning en stress het me scheelt. Hoe het bijna voelt of de diepere laagjes in me, de onderhuidse spanningen en angsten, steeds meer loskomen.
Ja, ik zei loskomen en dat betekent dus ook dat ze razen. Wel honderd keer per dag denk ik aan vrienden en familie, aan wie ik al lang niet van me liet horen en dat dat een groot probleem is, dat ze me dat nu vast heel erg kwalijk nemen, dat ik een slechte vriendin ben en o ja, ik vergat ook nog die-en-die een kaartje te sturen en ik heb nog stééds mijn oma niet gebeld, kom op Suusie hoe moeilijk is het nou?
Onderhuids ben ik natuurlijk gewoon bang, doodsbang om het niet goed te doen, veroordeeld te worden, mensen kwijt te raken.
Tegelijkertijd merk ik hoe heerlijk het is om gewoon ’s avonds zelf wat aan te rommelen. Te nerden met mijn wijnstudiemateriaal, Skyrim te spelen, te klooien met Final Cut Pro of wat te pingelen op de piano. O ja en fietsen, fietsen, man ik kan niet wachten tot mijn band weer is gerepareerd (hopelijk morgen) en ik weer de velden in kan.
Intussen stuur ik zo nu en dan eens een appje aan die, of een mailtje aan die, drink af en toe eens thee ergens – en dat is het dan wel. Nou ja, en ik was afgelopen weken ook gewoon zo’n 40 uur aan het werk hè.
Ten tweede, over werk gesproken: hoe goed ik ga op thuiswerken. Oké, af en toe naar kantoor is ook echt gezellig, het zou fijn zijn om mijn collega’s weer te mogen knuffelen en creatieve brainstormsessies via Teams zijn het gewoon echt niet, maar verder: ik werk doorgaans stukken efficiënter én houd rondom de werkdag ineens meer tijd over voor allerhande projectjes. Stiekem scheelt het toch best veel, niet elke dag 2,5 uur in de trein.
En zo ontstaat – ten derde – de realisatie dat ik misschien wel niet meer terug wil naar het oude. Ik wil me niet meer als een kameleon gedragen in gezelschap omdat ik niet anders durf. En ik wil ook niet meer het gevoel hebben dat ik altijd te weinig doe om relaties met familie en vrienden te onderhouden.
De waarheid, mijn waarheid is dat ik blij word van de hoeveelheid Suustijd die ik nú heb. Dat heeft er niets mee te maken dat ik mijn liefsten niet meer leuk vind. (Kijk, zie je wel, meteen weer indekken, stel je voor wat mensen zouden denken als ze dit lezen). Het heeft er wel mee te maken dat ik ook andere behoeften heb, waar ik misschien wel nog steeds veel te weinig ruimte voor maak.
Vandaag dacht ik: wat nou als ik gewoon sociaal eens een tijdje ga proberen achterover te leunen. Daarmee bedoel ik niet dat ik niet meer voor anderen klaarsta of in m’n eentje in een hutje op de hei ga, maar gewoon: niet meer de hele tijd zo hard werken in sociaal contact. Gewoon eens stil zijn en afwachten en kijken wat er gebeurt.
Zoals je ook ervoor kunt kiezen om een tijdje niet meer uit eten te gaan – of in dit geval: de situatie je ertoe dwingt het te doen – om dan te ontdekken hoe fijn het eigenlijk is om een zelfbereide maaltijd op te eten. Of hoe je ontdekt dat wat je na weken alleen thuis mist niet zozeer de dolle kroegavondjes zijn, maar gewoon: een knuffel en even nabijheid van je liefsten. Dat het dan ineens geen donder meer uitmaakt welke wijn je daarbij drinkt (en of je überhaupt wijn drinkt).
De opsmuk eraf.
Mijn hoofd roept dan namelijk dat alles misgaat, dat iedereen me saai en stom en raar vindt, et cetera. Maar dan moet ik ook denken aan wat er gebeurde toen ik ging vloggen en hoe B daarop reageerde. Ja vooruit, eerst was-ie wat argwanend, maar al vrij snel zei hij: tja, ik heb er niet zo veel mee maar ik zie hoe blij jij ervan wordt, en ik word blij van een blije Suusie.
Ik kan er natuurlijk ook gewoon proberen vanuit te gaan dat anderen wél respect hebben voor de ruimte die ik nodig heb.
Nog een stapje verder: ik probeerde me te bedenken wanneer iemand voor het laatst sorry tegen mij zei, in plaats van andersom. In andere woorden: wanneer ik dus aan een ander aangaf dat ik iets niet prettig vond – want zoiets gaat er doorgaans aan vooraf. Ik moest er best een tijdje over nadenken en uiteindelijk bedacht ik me twee situaties. Twee.
Niet dat je nu op alle slakken zout moet leggen, maar ik geloof wel dat er vaker over mijn grenzen is gegaan dan die twee keer.
Nou ja, allemaal dingen dus. Soms ben ik een beetje bang dat ik door deze tijd in een kluizenaar verander, of een eenzaam hoopje angst, maar misschien is het wel goed om mijn introverte kant maar eens gewoon de ruimte te geven.
Zou toch mooi zijn als ik op een dag diep vanbinnen voel: ik hoef niet leuk te doen want ik ben het al.
Geef een reactie