Zondag was het, nog maar een week na de Marikenloop, alweer tijd voor een hardloopwedstrijd. Samen met Eline deed ik mee aan de Loop van Leidsche Rijn, een route van 15 kilometer aan de westzijde van Utrecht.
Gek is dat toch, hoe je perceptie van afstanden verandert. Nog geen half jaar geleden liep ik de Bruggenloop van Rotterdam, mijn eerste 15 kilometer-wedstrijd. Ik had toen nog maar één keer die afstand gelopen en was best zenuwachtig of ik het zou halen. Daarna liep ik in maart de CPC-loop (21.1 km), waarvoor ik regelmatig afstanden van 15 kilometer en langer moest trainen.
Ineens leek die 15 kilometer nu in mijn hoofd een stuk kleiner dan in december.
Maar ja, hè, het is en blijft nog steeds vijftienduizend meter die je moet afleggen in een redelijk tempo. En de afgelopen maanden had ik, in voorbereiding op de Marikenloop, vooral getraind op snelheid (en dus korte afstanden).
Met andere woorden: ik stond zondagochtend toch énigszins met zenuwkriebels in de keuken een stapel pannenkoeken te bakken. Gelukkig leek het weer mee te vallen – er was onweer en zware regen voorspeld, maar vooralsnog was het droog.
Rond de middag fietste ik naar Eline en samen crossten de brug over naar Leidsche Rijn. Gek hoor, om die route te fietsen nu ik er niet meer woon. Wat tot voor kort de weg naar huis was lijkt nu ineens een hele onderneming. Over perceptie gesproken!
Rond kwart voor 1 waren we op het festivalterrein. Yes, nu kreeg ik er zin in! Kraampjes, muziek en overal felgekleurde lopers. Toen ik mijn startnummer ophaalde, kwam ik toevallig een collega van de Volkskrant tegen. Zij ging ook de 15 kilometer doen (‘Succes!’, ‘Jij ook!’).
We hadden nog bijna een uur om te rekken, onze tassen weg te brengen, drie keer op de Dixi te gaan, warm te lopen en genoeg, maar niet té veel water te drinken. Om 14 uur zouden we starten.
Als je een hardloopwedstrijd gaat doen, zul je merken dat er van tevoren altijd wat is. Je voelt ineens gekke pijntjes, je sluimerende blessure lijkt op te spelen, je moet tig keer naar de wc, je hebt plots honger terwijl je toch écht genoeg ontbeten had… Dit keer was het bij mij DORST, DORST en een enorm droge mond. Maar nadat ik m’n Dopper had leeggedronken, probeerde ik er verder geen gehoor aan te geven. Lopen met een klotsbuik is ook niet lekker, onderweg naar de wc moeten evenmin.
IN HET STARTVAK
Zeven voor twee, tijd om in het startvak te gaan staan. Fijn aan deze run is dat er niet enorm veel mensen meedoen – het was wel druk, maar niet massaal. Ik zwaaide Eline gedag, die een startvak vóór mij zou beginnen, want zij wilde een tijd van 1:15:00 neerzetten.
Ikzelf had me er inmiddels bij neergelegd dat de kans op een PR heel klein was. 1:28:22 liep ik tijdens de Bruggenloop, maar de laatste keer dat ik méér dan 10 kilometer had gelopen was bijna twee maanden geleden. De run uitlopen, lékker lopen en genieten , dat was mijn doel vandaag. (En eigenlijk is dat gewoon altijd mijn doel, zelfs al heb ik een Streberige Suusie in me die telkens weer sneller wil.)
KM 1-5
En weg waren we! Ongeveer een minuutje nadat het startschot klonk (dat ik trouwens niet eens hoorde), ging ik zelf van start. De eerste kilometers liepen we in een lange sliert lopers. Gelukkig had ik geen last van mensen die voor mijn voeten liepen, Het Lint (de track om het Máximapark) was breed genoeg en iedereen liep een prettig tempo.
Na ongeveer een kilometer merkte ik dat er een man in een wit t-shirt naast met liep die precies even snel liep als ik. Prettig, om zo in hetzelfde ritme te lopen. We bleven dat een paar kilometer lang doen; hoewel hij me nooit aankeek, zelfs niet even opzij keek, liepen we duidelijk naast elkaar.
Regelmatig zag ik om me heen mensen met ‘motiverende’ teksten op de achterkant van hun shirts. Zoals: RUN IF YOU CAN, WALK IF YOU HAVE TO, CRAWL IF YOU MUST – JUST NEVER GIVE UP.
En: IF YOU’RE GOING THROUGH HELL, KEEP GOING.
Goed om in gedachten te houden. ;)
Bij kilometer 5 was de eerste waterpost. Ik pakte een bekertje, wandelde een paar stappen en ging toen weer verder.
KM 6-10
De man in het witte t-shirt liep zo nu en dan een stukje voor me, dan weer even achter me, maar nog steeds vervolgden we (voor mijn gevoel) samen onze route. Ik probeerde af en toe naar hem te glimlachen maar hij keek stoicijns voor zich uit, ik weet niet eens zeker of hij me wel echt opmerkte. Hoe dan ook, ik vond het prettig om samen in hetzelfde tempo te lopen.
Zo tikte ik de kilometers langzaam weg, muziek in m’n oren. Intussen zat ik nog steeds ver boven m’n verwachte pace; na de eerste kilometer liep ik 5’57, en ik schommelde nog steeds tussen 5’54 en 5’58. Terwijl ik 6’15 van plan was! Maar hé, het ging lekker, mijn ademhaling had ik onder controle en ik had wel het gevoel dat ik dit nog een tijdje vol kon houden.
En langzaam begon ik te hopen: als ik dit tempo vast kan houden en op het eind nog een tandje bij weet te zetten, haal ik misschien tóch een PR…
Bij kilometer 9 was weer een waterpost. Dankbaar dronk ik een bekertje leeg, wandelde weer een paar meter en vervolgde mijn route. Hier raakte ik mijn compagnon kwijt – hij stopte ook om te drinken en ik heb hem de rest van de wedstrijd niet meer gezien.
KM 11-15
Na kilometer 10 (58 minuten, 59 seconden!) besloot ik de snelheid wat op te bouwen. We liepen na wat omwegen inmiddels weer over Het Lint, de mij zo bekende hardlooptrack om het park heen. Hoe vaak heb ik het afgelopen jaar geen ‘rondje Máximapark’ gerend of gewandeld? Ik ken de bochten, bankjes, bosjes en overgangen, ze voelen vertrouwd.
Na de Haarrijnse plas sloegen we het pad af richting Vleuten en kasteel De Haar. Nog minder dan vier kilometer, hield ik mezelf voor. Toegegeven: ik begon moe te worden en het was minder makkelijk om het tempo (5’54 per kilometer gemiddeld) vast te houden.
‘Kom op, nog drie kilometer, we zijn er bijna’, riep een mede-loper naar me. Zojuist hadden we samen even gegrinnikt om zo’n knipperend snelheidsbord langs de weg. ‘U rijdt 10 kilometer per uur’, viel te lezen. Tja, soort van. ;-)
Door het centrum van Vleuten, waar kermis was. ‘Zo gaat ie goed, zo gaat ie beter, nog TWEE kilometer’, joelde een groepje kinderen langs de weg.
Nog anderhalve kilometer. Eigenlijk wilde ik gaan wandelen, maar ik wist dat ‘PR of geen PR’ een kwestie van minuten was. Niet opgeven nu, Suusie.
Daar gingen we alweer terug Het Lint op. Nog een kilometer te gaan! Erop of eronder.
Moe was ik, zere benen had ik, maar gek genoeg rende ik nog altijd met een glimlach op m’n gezicht. Wat een leuke race! Ik had er, net als bij de halve marathon, een sport van gemaakt om alle kindjes met uitgestoken handen te ‘klappen’. Kost wat extra energie, maar gééft ook energie.
Daar was de rode finishboog al! Ik begon langs de weg te kijken of ik Eline zag.
EN DAAR STOND ZE, met een grijns van oor tot oor. Wow, die aanblik gaf me een stoot van adrenaline, niet normaal. Ik zette de eindsprint in en haalde in de laatste 100 meter nog twee mensen in.
Met een high-five tegen de verklede ‘Romeinen’ kwam ik over de finish. Yes!
NA DE FINISH
App stop, medaille, bekertje water, bekertje zoete troep. En daar stond Eline. ‘Goed gedaan!’, riep ze. ‘Je was snel!’
En jij dan, grijnsde ik. Ze werd nog blijer toen ze vertelde dat ze waarschijnlijk 1:14 had gelopen – een minuut bóven haar hoogste verwachting.
Mijn eigen app zei 1:28:12. Zou ik een PR hebben?
Onze gegraveerde medailles gaven het antwoord: terwijl Eline 1:13:42 (!!!) had gelopen, kwam ik over de finish in 1:27:48. Toch een kleine minuut sneller dan de Bruggenloop! Ik kon mijn geluk niet op.
Zo zie je maar: als je verwachtingen niet te hoog zijn, verras je jezelf.
En toen was het hóóg tijd voor een overwinningspatatje.
PS. Eerlijkheid gebiedt me dit te zeggen: de rest van de dag was ik doodop. (Stiekem was het ook nog 2 keer 10 kilometer fietsen naar de start… 20 kilometer fietsen + 15 kilometer lopen = vermoeide Suus.) Gelukkig had ik patat, daarna een bad én chocomel. Kwam het toch allemaal weer goed.
Geef een reactie